Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Circulatiebank

betekenis & definitie

Circulatiebank - is een instelling, welke bankbiljetten (➝ Bankpapier) in omloop brengt, d.z. schuldbekentenissen aan toonder, in den regel inwisselbaar tegen gemunt edel metaal. Deze biljetten vormen het werkkapitaal der c., waarvoor zij alleen de aanmaakkosten behoeft te betalen, in tegenstelling met andere banken, wier werkkapitaal grootendeels gevormd wordt door deposito- of andere gelden van derden, waarover zij rente hebben te vergoeden. Daar de wijze, waarop de biljetten worden uitgegeven, van grooten invloed is op de voor het ruilverkeer zoo zeer gewenschte stabiliteit van het prijsniveau, zijn de c. nergens vrij in haar bewegingen. In sommige landen (Zweden, Rusland e.a.) zijn zij in handen van den staat, terwijl haar rechten en plichten in andere landen (o.a. Nederland) bij wettelijk octrooi zijn vastgelegd. Tot die plichten behooren o.a.: te waken voor veiligheid en korten termijn der uitzettingen, dit laatste met het oog op het feit, dat de bankbiljetten ten allen tijde ter inwisseling kunnen worden aangeboden; voorts om geen biljetten uit te geven hetzij boven een zeker totaal bedrag (Engeland), hetzij voor een bedrag, waarvoor niet een zeker percentage (in verschillende landen uiteenloopend, in Nederland 40%) in edel metaal in de kelders der c. aanwezig is.

Het gedeelte der biljetten, dat door metaal gedekt is, heet gedekte circulatie, het overige ongedekte circulatie. Daar niettegenstaande deze wettelijke beperkingen nog gelegenheid genoeg is voor een te veel of te weinig aan biljetten, rust op de circulatiebank zelve de gewichtige taak de hoegrootheid der circulatie te regelen naar eigen inzicht, overeenkomstig de omstandigheden. De terzake te nemen maatregelen verschillen, naar mate zij betrekking hebben op het binnen- of buitenlandsche verkeer. T.a.v. het binnenlandsche verkeer zijn het:

a) de algemeene crediet-restrictie (➝ Restrictie, ➝ Crediet-rantsoeneering), de reguleering van den ➝ rentevoet en de zgn. ➝ openmarktpolitiek. T.a.v. het buitenlandsche verkeer bestaan die maatregelen in hoofdzaak in het handhaven van stabiele ➝ wisselkoersen. Hiertoe is noodig, dat de c. de beschikking heeft over een voldoende hoeveelheid edel metaal (➝ Beschikbaar metaalsaldo) of buitenlandsche wissels, resp. voor uitvoer of afgifte, indien de wisselkoersen bovenmatig stijgen. Dit koopen en verkoopen van buitenlandsche wissels door de c. wordt gold-exchange-politiek (➝ Goudwisselstandaard) genoemd. Zij vervult in het buitenlandsche verkeer dezelfde rol als de openmarkt-politiek in het binnenlandsche. .

De winst der geoctrooieerde c. wordt in den regel in een bepaalde verhouding met den staat gedeeld. Zie de afzonderlijke bespreking der volgende circulatiebanken: Nederlandsche Bank, Nationale Bank voor België (zie onder), Banque de France, Deutsche Reichsbank, Bank of England, Federal Reserve Systeem. Vorstman. België. De verplichting tot inwisseling der biljetten tegen goud of goudwissels is voor de Nationale Bank van België in de Wet van 25 Oct. 1926, die het nieuw muntstatuut van België afkondigde, niet opgenomen. Practisch wordt maar goud afgeleverd tegen biljetten in baren fijn goud wegende 12 ½ kg (waarde circa 300 000 Belgische francs). De Nationale Bank is verplicht te zorgen voor een dekking in goud en buitenlandsche goudwissels van minstens 40% der direct opeischbare verplichtingen, waarvan minstens 30% in goud (art. 5 der Wet van 25 Oct. 1926).

Cardijn.