Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Christelijk-Historische unie

betekenis & definitie

Christelijk-Historische unie - staatkundige partij in Nederland. Ontstaan in 1908 door de fusie van de Friesch Christelijk-Historische Partij en de Christelijk-Historische Partij, welke laatste wederom ontstaan was uit de samensmelting van den Christelijk-Historischen Kiezersbond en de ➝ Vrij-Antirevolutionnaire Partij. De Christelijk-Historische Kiezersbond ontstond in 1896, opgericht door dr. A. W. Bronsveld, dr. J. Th. de Visser e.a. predikanten van de Ned. Hervormde Kerk, die de toenemende beteekenis der Gereformeerde Kerken en den groeienden invloed van dr.

Kuyper vreesden. Inzonderheid speelde het anti-papisme een rol. Deze bond is eenigszins een voortzetting van de kort na de ➝ doleantie van 1886 en als reactie daarop gestichte Nationale Partij, welke niet levensvatbaar bleek. In 1897 kreeg dr. de Visser zitting in de Kamer. Weldra ontstond in den Bond een scheiding tusschen de groep-Bronsveld, die dichter bij de Liberalen stond, en de groep-De Visser, welke de Vrij-Antirevolutionnairen naderde. Het uittreden van de eerste groep (1901), welke spoedig uitstierf, leidde tot de fusie met de Vrij-Antirevolutionnairen.

Aldus ontstond in April 1903 de Christelijk-Historische Partij (orgaan „De Nederlander”), waarin dus twee stroomingen samenliepen, een synodale en een anti-revolutionnaire. Intusschen was in Maart 1898 opgericht de Bond van Kiesvereenigingen op Christelijk-Historischen grondslag in de prov. Friesland, gewoonlijk de Friesch Christelijk-Historische Partij genoemd, die ook buiten Friesland aanhangers had en de vertegenwoordigers der zgn. ➝ Hoedemakeriaansche richting omvatte. Deze partij wilde de vernietiging „der onder de werking der revolutiebeginselen in ons staatsleven ingedrongen neutraliteit”, eischte de „kerstening der openbare instellingen” en „christelijk openbaar onderwijs” en noemde de Ned. natie „volgens haren oorsprong, hare historie en haar karakter eene gedoopte, Protestantsche, Hervormde natie”. Zij zond in 1901 ds. Schokking naar de Kamer.

In Juli 1908 smolt deze partij samen met de Christ.-Hist. Partij tot de Christelijk-Historische Unie, waarin dus drie richtingen zich vereenigden. Deze gemengde afkomst van de C.-H. U. is nog heden kenbaar, al zijn de tegenstellingen grootendeels herleid tot een andere, tot die tusschen „confessioneelen” en „ethischen”. In de politieke verhoudingen hield de C.-H. U. steeds de rechterzijde (de ➝ antithese komt ook in haar program van beginselen voor, maar in zoo voorzichtige redactie, dat van een principieele aanvaarding nauwelijks sprake schijnt) en nam deel aan de coalitie, waarin haar positie tegenover de bondgenooten vaak moeilijk was.

De hoofdoorzaak daarvan is het feit, dat de C.-H. U. vooral lidmaten van de Ned. Hervormde Kerk omvat, die in overeenstemming met het program van beginselen (dat in punt 4 Nederland bestuurd wenscht als „een Christelijken staat in Protestantschen zin”) beducht zijn voor den invloed der Gereformeerde Antirevolutionairen eenerzijds en vooral der Katholieken anderzijds. Ook kent de C.-H. U. een minder strakke partijdiscipline dan andere partijen, hetgeen de positie der leiders beïnvloedt. Allerlei moeilijkheden, welke het voortbestaan der coalitie op den duur moesten bedreigen, waren daarvan een gevolg, vooral sinds de afkeer van het samengaan met de Katholieken aanleiding gaf tot de stichting van de Hervormde Staatspartij (sedert 1925 in de Kamer vertegenwoordigd), die (evenals de Staatkundig-Gereformeerden dit, mutatis mutandis, doen tegenover de Antirevolutionnairen) de C.-H.

U. beschuldigt van ontrouw aan de C.-H. beginselen en van verwaarloozing der belangen van de Ned. Hervormde Kerk. Vooral de vertegenwoordiging van Ned. bij den paus gaf herhaaldelijk aanleiding tot wrijving, tot in 1925 het aannemen van een door den Staatk. Gereformeerden afgevaardigde Kersten ingediend voorstel tot opheffing met medewerking van de C.-H. Kamerfractie het einde der coalitie veroorzaakte.

Lit. o a. Van Koetsveld, Ontstaan, beginselen en gesch. v. onze polit. partijen (1896); De Bruyne en Japikse, Staatk. gesch. v. Ned. in onzen tijd (VI 1887-1917); De Savornin Lohman, Bijdr. tot de gesch. der C.-H.U., verzorgd door H. van Malsen (1932).

Verberne.