Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Cella

betekenis & definitie

Cella - (Lat.; Gr. naos), voornaamste ruimte in den antieken tempel, waarin het godenbeeld met het gelaat naar de deuropening. Bij de Grieken bestaat het grondtype uit een rechthoek, aan den voorkant afgesloten door een hekwerk; de overige drie wanden zijn blinde muren, in den achterwand soms een doorgang naar de zgn. schatkamer voor het bewaren van den tempelschat en ex-voto’s. Bij grootere tempels vindt men een drieschepige c. (Parthenon te Athene); soms nissen langs de wanden (Apollotempel te Bassae); een enkele maal slechts 2 schepen (zgn. Basiliek te Paestum). De houten zoldering is versierd met rijk beschilderde caissons.

Bij de Romeinen was de c. minder langwerpig, soms met halfzuilen tegen den buitenkant (zgn. Maison carrée te Nîmes). De techniek van het tongewelf leidde hier tot breederen en rijkeren uitbouw.

Lit.: W. J. Anderson en R.Th. Spiers, The Architecture of Ancient Greek, -Rome; D. S. Robertson, A Handbook of Greek and Roman Architecture.

W. Vermeulen.