Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-04-2019

Canada

betekenis & definitie

Canada is een zelfstandig onderdeel (dominion) van het Britsche Rijk. Het omvat het N. gedeelte van het N. Amer. vasteland, met uitzondering van Alaska, dat aan de Vereenigde Staten behoort, en van de N.O. kust van Labrador, een onderdeel van de Britsche kolonie New-Foundland.

Bovendien bezit Canada talrijke eilanden. Aan de N. kust, tusschen 141° W. en de Straat van Davis, verheft zich boven de vastelandsstoep een uitgestrekte archipel, met o.a. de eilanden Banks, Victoria, King William, Prins van Wales, North Somerset, de Parry-eilanden (Prins Patrick, Melville, Bathurst en Cornwallis), de eilanden North Devon, Borden, Ringness, Axel Heiberg en Ellesmere. In en om de Hudson-baai liggen de eilanden Southampton, Coats, Mansel, Akimiski en Belcher; in de Ungava-baai, het eiland Akpatok; in de St. Laurens-baai, de eilanden Anticosti, Prins Eduard en Cape Breton; aan de Pacifiek-kust, het eiland Vancouver en de Koningin Charlotte-eilanden.

De oppervlakte bedraagt 3 690 043 vierkante mijlen (1 vierk. mijl = 2,59 km2); ong. 27% van de uitgestrektheid van het Britsche Rijk. Ze wordt als volgt over de verschillende provincies en territoriën verdeeld:

Land Water Totaal Pro cent Prins-Eduard eiland 2.184 2.184 0,1 Nieuw-Schotland 20.743 685 21.428 0,6 Nieuw-Brunswijk 27.710 275 27.985 0,8 Quebec 571.004 23.430 594.434 16,1 Ontario 363.282 49.300 412.582 11,2 Manitoba.... 224.777 27.055 251.832 6,8 Saskatchewan . . 237.975 13.725 251.700 6,8 Alberta 248.800 6.485 255.285 6,9 Britsch Columbia 349.970 5.885 355.855 9,6 Yukon-territorium 205.346 1.730 207.076 5,6 N.W. territoriën 1.258.217 51.465 1.309.682 35,6 3.510.008 180.035 3.690.043 100,0 Bodemgesteldheid. Men kan in Canada, in hoofdzaak, 5 landschappen onderscheiden:

a) Bijna ⅔ van de opp. behoort tot het zgn.: Canadeesche Schild, een rotsachtige, hobbelige halfvlakte, met tallooze meren bezaaid, die, als een reusachtige U, de Hudson-baai amphitheatergewijze omarmt en zich uitstrekt over geheel Labrador, het grootste gedeelte van de provincies Quebec, Ontario en Manitoba, de N. helft van Saskatchewan, het N.O. uiteinde van Alberta en ruim ⅔ van de N.W. territoriën. Zelden verheft zich het reliëf boven de 600 m. De streek bestaat uit zeer oude gesteenten, meestal van eruptieven aard (gneiss en graniet), die in vroegere eeuwen door het landijs werden kaalgeschuurd, zoodat de streek maar uitzonderlijk voor landbouw in aanmerking komt.

Economisch zijn dan ook van meer belang de dichte naaldbosschen, die het grootste gedeelte van de streek bezetten tot ze, in het uiterste N., geleidelijk in de toendra of „barren grounds” uitsterven, de rijke vindplaatsen van nikkel, koper, goud, zilver en andere mineralen, de talrijke waterloopen, die door hun watervallen en versnellingen overgroote reserves aan waterkracht vertegenwoordigen.

b) Aan den Z.O. rand breekt het Canadeesche Schild, of beter nog de Laurentische Hooglanden, zooals het Z. gedeelte meestal genoemd wordt, plotseling af, en zakt steil, verschillende honderd voet diep, naar de Laurentische Laaglanden. Deze bestaan uit de St. Laurensvallei en het Ontarische Schiereiland, en zijn door de natuur absoluut niet misdeeld. Verkeersgeographisch immers is de streek uiterst goed gelegen; haar vruchtbare leemen kalkgronden maken het voornaamste deel uit van het bouwland van het O. van Canada; en al is ze in het algemeen niet rijk aan minerale ruwstoffen, toch beschikt ze over groote reserves waterkracht, terwijl gronden brandstoffen uit de beter bedeelde vindplaatsen van het merengebied gemakkelijk kunnen worden aangevoerd.

Niettegenstaande haar opp. nauwelijks 1% van de totale uitgestrektheid bedraagt, is geen andere streek zoo belangrijk. Het eerst bezet, heeft ze haar economischen voorsprong weten te behouden en concentreert grootendeels de industrieele, commercieele, financieele en maritieme bedrijvigheid van het land, terwijl ook haar landbouw en veeteelt niet zonder belang zijn. Het is dan niet te verwonderen, dat ze ongeveer 50% van de totale bevolking groepeert en voorname steden telt als Montreal (818 577 inw. in 1931), Toronto (631 207), Hamilton (155 547), Quebec (130 594), Ottawa (126 872), London (71148), Windsor (63 108) en Verdun (60 745). In het Ontarisch Schiereiland klimt het reliëf tot 500 m.

Tot het Appalachisch gebied, ook wel Acadië geheeten, behooren het Z.O. gedeelte van Quebec en de maritieme provincies Nieuw-Brunswijk, Nieuw Schotland en Prins Eduard. Meestal is de opp. zeer geaccidenteerd, maar bereikt zelden een hoogte van 500 m; sommige toppen verheffen zich evenwel boven de 1 000 m, nl. in de Shickshockbergen. Al werden de hoogere deelen grootendeels door vroegere vergletsjering van hun cultuurlaag beroofd, toch is Acadië in regel wel van bouwland voorzien. Een ander voornaam bestaansmiddel is de boschontginning. Bovendien is de streek zeer rijk aan waterkracht en delfstoffen. Asbest wordt nl. in Quebec op groote schaal geëxploiteerd, gips in Nieuw-Brunswijk en Nieuw-Schotland, terwijl de steenkoollagen dezer laatste provincie, met de locaal gemijnde of uit New-Foundland ingevoerde ijzerertsen, een niet onbelangrijke ijzeren staalnijverheid hebben doen ontstaan.

Eindelijk is de kust zeer geleed en rijk aan visch. In tegenstelling echter met de St. Laurenshavens, die in den winter gedurende vele maanden door het ijs worden afgesloten, zijn de Acadische havens practisch heel het jaar door voor de scheepvaart toegankelijk. De voornaamste zijn Halifax (59 275 inw.) en St. John (47 514).

Naar het Westen toe, tusschen het Canadeesche Schild en het Rotsgebergte, ligt het prairiegebied, een zachtgolvende en trapsgewijze opklimmende vlakte, die zich tot een 200 a 1 200 m ten Z. en ten W. verheft en waarin de waterloopen diepe en breede valleien gegraven hebben.

Naar het N. toe onderscheidt men achtereenvolgens de grasen de boschprairie. Ten gevolge van een eenigszins vochtiger klimaat, domineert ten N. van den 66en breedtegraad de boschbedekking, maar de grens ervan wordt stelselmatig door de ontwikkeling van den landbouw verder Noordwaarts verdrongen. Uit de bijna horizontaal liggende leien zandsteenlagen ontstond een zeer vruchtbare bodem, sterk met humus vermengd. Bovendien werden in sommige deelen, die door de meren van den IJstiid waren bedekt, groote hoeveelheden slib en leem afgezet. Een typisch voorbeeld ervan is de zeer vruchtbare Red Rivervallei, vroeger een deel van het Agassiz-meer (→ Agassiz).

Met de voltooiing van de Canadian Pacific Railway werd het Z. gedeelte van het prairiegebied tot een der graanschuren van de wereld omgewerkt. De voornaamste steden zijn tevens belangrijke graanmarkten: Winnipeg (218 785 inw.), Calgary (83 761), Edmonton (79 197), Regina (53 209), Saskatoon (43 291). Onder de voornaamste mineralen moeten worden vermeld: steenkool en ligniet, natuurgas en petroleum.

Geheel verschillend van de vorige streken is het Cordilleragebied, dat bijna geheel Britsch Columbia, het Yukon-territorium, en een gedeelte van Alberta en van de territoriën van het N.W. omvat. Het bestaat in hoofdzaak uit twee gletsjerrijke bergketenen: het Rotsgebergte en het Kustgebergte, die zich resp. een 3 000 à 3 600 m en een 2 000 à 2 700 m verheffen. Daartusschen liggen een uitgestrekt plateau, dat wel tot 1 000 en 1 200 m klimt, en eenige minder belangrijke bergketenen als de Selkirk-bergen, de Gold Ranges en de Caribo-keten. In het geheel telt de streek 14 toppen boven de 4 000 m. Het hoogst verheffen zich de Logan-berg (19 539 voet) en de Elias-berg (18 024). De kust is steil, rijk geleed en door een menigte min of meer groote eilanden afgeboord. Vooral de W. hellingen van de gebergten zijn met dichte bosschen bekleed; het plateau daarentegen, in de regenschaduw gelegen, is grootendeels met grasgewassen gestoffeerd.

Landbouw wordt door het bergachtig karakter van de oppervlakte bijna uitsluitend in de valleien gedreven. Een voornaam bestaansmiddel is de fruitteelt. Het Cordilleragebied bezit groote reserves aan waterkracht alsook goud-, zilver-, koper-, lood- en steenkoollagen. Eens waren de goudwasscherijen van het Klondike-gebied zeer beroemd. De voornaamste steden zijn Vancouver (246 593 inw.) en Victoria (39 082).

Waterbeschrijving. Naar de zeeën, waarin de Canadeesche wateren ten slotte afgedragen worden, kan men het land in 5 gebieden onderscheiden. Het voornaamste is het gebied van de Hudson-baai, waarvan de opp. 40,1% van de totale uitgestrektheid bedraagt. Daarna volgen het gebied van de N. IJszee met 34,9%, het gebied van den Atlantischen Oceaan met 14,2, het gebied van den Stillen Oceaan met 10,5 en het gebied van de Golf van Mexico met 0,3.

Ten gevolge van de vroegere vergletsjering is Canada met vele duizenden meren bezaaid. De meest bekende zijn de zgn. Groote Meren, die druk bevaren worden, maar slechts gedeeltelijk aan Canada behooren. Het volgend staatje vermeldt de opp. der meren, die minstens 1 000 vierkante mijlen groot zijn, en voor de grensmeren het gedeelte, dat aan Canada toekomt:

vierk. mijlen Huronmeer 13.675 Groot-Berenmeer 12.200 Superiormeer 11.200 Groot-Slavenmeer 11.170 Winnipegmeer 9.398 Eriemeer 5.094 Ontariomeer 3.727 Athabaskameer 2.762 Winnepegosismeer 2.086 Manitobameer 1.817 Rendiermeer 1.765 Dubawntmeer 1.600 Nipigonmeer 1.590 Martermeer 1.335 Southem-Indianmeer 1.200 Woudenmeer 1.186 In vele gevallen zijn de meren door min of meer belangrijke rivieren verbonden. Zeer dikwijls worden deze echter door watervallen en stroomversnellingen onderbroken, zoodat het stoombootverkeer slechts sporadisch, alhoewel soms over groote afstanden, mogelijk is. Voor het kanoverkeer zijn ze echter buitengewoon dienstbaar. Zoo noodig wordt het bootje opgepakt en voorbij de hindernis gedragen (portages).

Buitengewoon belangrijk is het St. Laurenssysteem (zie onder, sub verkeer). Naar lengte van den loop en grootte van het stroomgebied wordt de St. Laurensrivier wel door andere rivieren overtroffen, zooals uit het volgend staatje blijkt:

Lengte van den loop (in mijlen) Grootte van het stroomgebied (in vierk. mijlen)

Mackenzie . . 2.514 682.000 St. Laurens . . 1.900 309.500 Yukon .... 1.765 145.800 Nelson .... 1.600 370.800 Churchill . . . 1.000 115.500 De meren en rivieren zijn echter minstens 5 à 8 maanden van het jaar door het overvloedige ijs als waterwegen onbruikbaar. Meer en meer worden hun watervallen en versnellingen aangewend voor het verwekken van electrische drijfkracht.

Klimaat. Canada bezit een groote verscheidenheid van klimaten (zie de afzonderlijke provincies); in hoofdzaak echter een vastelandsklimaat met lange strenge winters, korte heete zomers en aangename herfsten (indian summer). De gemiddelde temperaturen bedragen:

Jan. Juli Jaar temp.

Vancouver (B.C.)...... 2,0 17,4 9,5 Dawson (Yukon)....... —30,2 15,1 -5,2 Edmonton (Alta) ..... —14,8 16,6 2,7 Prins Albert (Sask.).. —20,3 17,1 0,3 1,8 Winnipeg (Man.) ..... —19,3 19,2 Port Arthur (Ont.) ... —15,4 17,1 2,3 Montreal (Que.) ……. —10,4 21,0 5,8 Fredericton (N.B.) …. —10,5 19,0 4,8 Yarmouth (N.S.) ....... — 3,0 15,9 6,5 Charlottetown (P.E.L.) . . — 7,7 18,8 5,5 De neerslag neemt van de Oostkust naar het binnenland af, doch bereikt zijn maximum aan de W. kust. Te Charlottetown bedraagt hij 97 cm, te Yarmouth 118,5, te Fredericton 107, te Montreal 103, te Port-Arthur 56,8, te Winnipeg 50, te Edmonton 44, te Dawson 31,2, te Vancouver 181. De verdeeling van den neerslag is vooral hieraan te wijten dat de gunstige invloed van de aanlandige Westenwinden door het hooge Kustgebergte tot het kustgebied wordt beperkt en Canada bijna geheel open ligt voor de koude en droge poolwinden (northers). Gelukkig voor den landbouw in de prairieprovincies, valt het grootste gedeelte van den schaars toegemeten neerslag, wanneer de plantengroei dien het best gebruiken kan.

Bevolking. In 1931 telde de bevolking 10 353 778 inw., waarvan 3 426 488 in Ontario, 2 869 793 in Quebec, 408 255 in Nieuw-Brunswijk, 512 027 in Nieuw-Schotland, 689 793 in Britsch Columbia, 88 040 op het Prins Eduard-eiland, 699 841 in Manitoba, 921 281 in Saskatchewan, 727 497 in Alberta, de rest in het Yukon-territorium en in de territoriën van het Noord-Westen. Meer dan de helft ervan (53,7%) leeft stedelijk gegroepeerd; en wel 13,97% in steden boven de 500 000 inw., 8,46 in steden met 100 000 à 500 000 inw., 19,29 in steden met 5 000 à 100 000 inw., en 11,96 in minder belangrijke gemeenten.

In totaal telde Canada:

2 gemeenten met meer dan 500.000 inw.
2 „ „ 200.000 à 300.000 „ 3 „ „ 100.000 „ 200.000 „ 7 „ „ 50.000 ,, 100.000 „ 10 „ „ 25.000 „ 50.000 „ 23 „ „ 15.000 ,, 25.000 „ 23 „ „ 10.000 „ 15.000 „ 68 „ „ 5.000 ,, 10.000 „ 71 „ „ 3.000 ,, 5.000 „ 324 „ „ 1.000 ,, 3.000 „ 750 „ „ minder dan 500 „