Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-04-2019

Bretagne

betekenis & definitie

Bretagne - Westelijk schiereiland van Frankrijk tusschen de Vilaine en de Baai van Saint Michel. Afgesleten graniet- en zandsteenruggen tot 400 m hoogte; laagten met moerassen er tusschen.

De dalen zijn diep ingesneden; riaskust met sterke getijden. Regenrijk zeeklimaat. De kust (Armor) heeft zachte winters, Zuidelijke plantengroei, vroege groenten; vele badplaatsen. Kust-visscherij (sardines, tonijn); hoogzee-visscherij tot bij Ijsland. Het binnenland (Argoat) met heide en venen is ruw en verlaten; wat rogge en boekweitteelt.

Vele matrozen voor de Fransche vloot. De eenvoudige, goedmoedige Keltische bewoners hebben eigen taal, zeden en gewoonten. In 1297 werd het een hertogdom; in 1532 kwam het aan Frankrijk. Voornaamste plaatsen: Brest, Rennes, Lorient. ➝ Bretons; ➝ Bretonsche kunst.

Lit.: G. Geffroy, La Bretagne (Parijs 1905); C. Vallaux, La basse Bretagne (1907); L. Gallouédec, La Bretagne (Parijs 1917); A. Dupouy, Histoire de Bretagne (1932).

Heere”.

Bretonsche letterkunde. De Keltische letterkunde van Bretagne wordt gewoonlijk verdeeld volgens de ontwikkelingstrappen der Bretonsche taal in oud-, middel- en nieuw-Bretonsche lett. Maar objectief heeft deze verdeeling weinig waarde. Van de Br. taaien letterkunde vóór de 11e eeuw is niets over dan eenige eigennamen in oude charters en heiligenlevens (uitg. J. Loth, Chrestomathie Bretonne, 1890) en eenige glossen bij Latijnsche teksten (uitg. J. Loth, Vocabulaire Vieux-Breton, 1884).

Van vóór de 15e eeuw hebben we geen enkelen doorloopenden tekst, behalve een paar vers-fragmenten, die men ontdekt heeft in een Parijsch hs. uit de 14e eeuw (gedrukt in Revue Celtique XXXIV 1912,241-248). De inwoners van Bretagne die letterkundige inspiratie of belangstelling hadden, begonnen reeds zeer spoedig in het Fransch te schrijven. Hiermee is echter niet gezegd, dat er in de M. E. geen echte Bretonsche cultuur en literatuur bestaan hebben. Het eerste gedrukte boek in Bretagne was een Bretonsch-Fransch-Latijnsch woordenboek, het Catholicon van Lagadeuc, geschreven in 1464, gedrukt in 1499. Dit is reeds teekenend. En in de 16e eeuw heeft het Bretonsch een gedetailleerd systeem van versificatie, hetgeen duidt op een voorafgaande, lange periode van ontwikkeling.

Uit de 15e eeuw hebben we echter geen andere letterkundige producten dan: een fragment van een blijspel (Maistre Pathelin; uitg. Revue Celt. IV, 450 vlg.; V, 225 vlg.), eenige verminkte versregels (Rev. Celt. VIII, 161), en een mirakelspel van het leven van de H. Nonna, de moeder van den H. David.

In de 16e eeuw werd Bretagne geheel ingelijfd bij Frankrijk (1532), en de latere Bretonsche letterkunde werd meer en meer geschreven naar Fransche modellen.

Het waren vooral mirakelspelen en godsdienstige poëzie. Zoo hebben wij Bretonsche bewerkingen van Le grand mystère de Jésus (1530), van de Transitus Beatae Mariae, van de 15 Vreugden van Maria, van het Leven van den Mensch, van Le miroir de la Mort (1519), van het leven van St. Catherina (1576) en St. Barbara, enz.

De nieuw-Bretonsche letterkunde begint in de 17e eeuw. Mysterie- en mirakelspelen, gewoonlijk naar het Fransch bewerkt, bleven populair. De Spraakkunst van Julian Mannoir, die een nieuwe spelling invoerde, had zeer grooten invloed. Vele godsdienstige gedichten werden geschreven, en vrome gebedenboeken in proza en poëzie werden vertaald. Een Doctrin an Christian werd gedrukt in 1622.

An Nonelou Ancien, een belangrijke liederenverzameling, verscheen in 1650; de Devout Meditation van Cadec op vers in 1651. Maar de hoogere klassen verwaarloosden de eigen cultuur en taal, en Fransche woorden drongen in de volkstaal door. In de 18e eeuw worden de mirakelspelen nog geregeld gespeeld en vermeerderd; zij waren het werk van het volk en de priesters, en werden nauwelijks geraakt door de onverschilligheid der gegoeden. Het voornaamste origineele werk van de 18e eeuw zijn de satirische gedichten van Le Rahé (1745-’91).

In de 19e eeuw heeft de populaire poëzie in Bretagne haar hoogsten bloei beleefd. Zij wordt in twee klassen verdeeld. Eenerzijds de Soniou, bestaande uit minnezangen, satiren, liederen, balladen; anderzijds de Gwerziou (= Klachten), die gebaseerd zijn op legenden van locale of godsdienstige beteekenis en op volksverhalen. Deze gedichten toonen ons het opene, eenvoudige karakter van het Bretonsche volk, hun naïeve liefde voor de natuur, voor de velden en de zee, hun voorliefde voor dramatische gebeurtenissen, hun vroomheid en hun diep en oprecht Katholiek geloof. In het bijzonder moge hier vermeld worden de beroemde balladenverzameling Barzas Breiz, uitg. in 1839 door Vicomte Hersart de la Villemarque (1815-’95). François-Marie Luzel, dichter en schrijver van Bepred Breizad, Toujours Breton (1864), heeft zich zeer beijverd voor de herleving van de Br. lett. vooral door het verzamelen der oude mirakelspelen en der oude balladen van het volk.

Hij gaf uit Gwerziou Breiz-Izel, chantes populaires de la Basse-Bretagne (2 dln. Parijs 1868,1874) en (met Anatole le Braz) de Soniou Breiz-Izel, chansons populaires de la Basse-Bretagne (2 dln. Parijs 1890). Andere verzamelingen zijn uitgegeven door Anatole le Braz (La Legende de la Mort, 1912-’13), door Tronde (Ar Marvailler Brezounek, 1870), die met Le Gonidec en Milin ook de H. Schrift in het Bretonsch heeft vertaald (1868); verder door A. Le Moal (Pipi Gonto, 2 dln. Parijs 1902-’08) en C. M. Le Prat (Mravailhon ar Vretoned, 1907).

Een zeer krachtige beweging voor het herstel der Bret. lett. is begonnen in 1890, onder leiding van Jaffrennou en Erwan Berthou. Een priester, Le Bayon, stichtte in 1902 het Bretonsche theater van St. Anne d’Auray; en nog later heeft Jean-Pierre Calloc’h († 1917) zich zeer verdienstelijk gemaakt. In den allerlaatsten tijd werkt J. Le Roux vooral met vertalingen uit de verwante letterkunde van Ierland en Wallis; en de rustelooze energie van Emile Ernault werkt in alle richtingen.

Lit.: A. Le Braz, Le Théatre Celtique (1904); Georges Dottin, Les Litératures Celtiques (1924); Annales de Bretagne (sedert 1886); Revue Celtique (sedert 1870).

O Briain.