Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-04-2019

Breda

betekenis & definitie

Breda - 1° stad in het W. gedeelte der prov. Noord-Brabant, economisch en cultureel centrum; bisschopsstad; sterk garnizoen; Koninklijke Militaire Academie; belangrijke nijverheid; druk toerisme; veel oude bouwwerken.

Breda telt 46 740 inw. (1933), waarvan 37 835 Kath., 4 121 Ned. Herv., 563 Geref., 266 Luth., 89 Remonstr., 86 Doopsgez., 30 Waalsch-Herv., 163 Israëlieten. Opp. 1 194 ha.

Ligging. Ontstaan als kleine nederzetting aan de samenvloeiing van Mark en Aa, was B. reeds omstreeks 1250 een stad, die mede de Noordergrenzen van het hertogdom Brabant moest verdedigen. Als hoofdplaats van een baronie, toebehoorend aan een invloedrijk vorstengeslacht (van Polanen, later de Nassau’s), nam haar grootte, sterkte en luister zeer toe; in de 15e en 16e eeuw beleefde zij haar hoogsten bloei. Door den 80-jarigen oorlog verdween deze en werd voortaan alles aan haar functie als vestingstad ondergeschikt gemaakt. Na haar ontmanteling (1870) heeft Breda zich aanzienlijk uitgebreid en nam haar inwonersaantal toe van 17 000 tot bijna 47 000! Industrie- en woonwijken, parken en singels werden aangelegd. Als geographisch midden van een belangrijk landschap, daarmede door vele verkeersmiddelen verbonden, door een zijtak van het Wilhelmina-kanaal opgenomen in het Zuid-Ned. kanalenstelsel en ook door het vele natuurschoon, is Breda uitgegroeid tot een levendig industrie-, handels- en toeristencentrum en vertoont het daarom een veelzijdig aspect.

Plattegrond.

De oudste stadskern, welke door Jan I van Polanen (1350—1384) werd versterkt, omvat het kasteel en de Groote Kerk met onmiddellijke omgeving; deze kringvormige vesting had een middellijn van ten hoogste 650 m, waarvan het midden gevormd werd door de langwerpige Groote Markt. Hendrik III van Nassau liet om de ontstane buitenwijken, waaruit later de Haagdijk, de Ginnekenstraat en de Boschstraat zouden ontstaan, vestingwallen aanleggen (1531—1543). Door Maurits, Spinola, Frederik Hendrik en Willem III (Menno van Coehoorn) werden verdere versterkingen aangebracht. De nog bestaande vestinggracht geeft haar grootte aan. In dit oude stadsdeel ligt het park Valkenberg en aan den Z.O. kant een groot exercitie-terrein, waaraan de Klooster- en Chassékazeme.

Dwars door dit gedeelte loopt een verbindingstak van de singelgracht, waarvan het N. stuk als binnenhaven dienst doet; verder verdeelt hij zich in twee takken, het complex der K. M. Academie omsluitend. Buiten de vestinggracht ligt de nieuwe stad. In het N. strekt zich tusschen Singel en station een aanzienlijke woonbuurt uit; ten N. van den spoorweg ligt in den Belcrumpolder een industriewijk, evenals meer naar het W. tot aan den straatweg naar Prinsenhage. Ten Z.O. van de stad werden ruime parken en wegen aangelegd en verrees een fraai stadsdeel, één geheel vormend met het schilderachtige Ginneken.

Bezienswaardigheden.

Door deze planmatige uitbreiding is het karakter van Breda als pensionen villastad behouden gebleven: breede singels en wijdsche parken geven het een deftig aanzien. Allereerst het Valkenberg, vlak bij het station. Aan den ingang staat een monument, ontworpen door dr. Cuypers, in 1905 opgericht ter herdenking van het feit, dat toen 500 jaar geleden de Nassau’s tot heer van Breda werden. Het park was vroeger de tuin van het kasteel, dat er aan grenst.

In zijn tegenwoordigen aanleg dateert het van het eind der vorige eeuw, tot stand gekomen naar het plan van den Leuvenschen tuinarchitect Rosseels. Het Wilhelmina-park in het Z.O. van de stad met voorname villawijken is aangelegd door Leonard Springer te Haarlem (ca. 1900), een der mooiste parken van Nederland. Aan het Valkenberg ligt het eeuwenoude Begijnhof, in 1240 door Machteld van Diest gesticht en in 1531 door Hendrik van Nassau naar hier verplaatst. De oorspronkelijke kapel, aan de straatzijde gelegen, is in 1590 door Prins Maurits aan de Waalsche Gemeente afgestaan; in 1837 werd aan den Noordkant een kerk met pastorie gebouwd.

De Groote of Onze Lieve Vrouwe-kerk beheerscht met haar machtigen, 98 m hoogen toren het geheele stadsbeeld; sedert 1637 is zij in bezit van de Ned.Herv.; de toren is eigendom van de gemeente. De kerk dateert van vóór 1500; later werden nog nieuwe deelen o.a. kapellen en de kapittelzaal er aan toegevoegd. In 1457 stortte de toren in; van 1468—1509 verrees de tegenwoordige. Het uurwerk is in 1695 door Peter van Roy uit Gent vervaardigd, het klokkenspel in 1723 door Willem Witlock van Antwerpen. Door beeldenstorm en belegeringen werd de kerk zeer beschadigd en werden vele grafmonumenten onherstelbaar geschonden. De toren werd van 1843—1875 in zijn ouden luister hersteld; in 1902 werd een begin gemaakt met de restauratie van de kerk, welke nog steeds voortduurt.

In de kerk zijn het meest merkwaardig: een natuursteenen altaar met drieluik (1550); een eiken koorhek met koperen spijlen (1581); koorbanken (1460); een koperen doopvont (1540); een preekstoel (1640); een orgel met artistieke kast (1540 en later). Het meest bekend is de kerk om haar graftomben en epitafen, waaronder vooral naar voren treden de tombe van Engelbrecht II van Nassau en zijn gemalin Cimburga van Baden en het epitaaf Van Assendelft. Naast deze kerk is een directe herinnering aan Breda’s roemruchtig verleden het voormalige kasteel, sedert 1826 Koninklijke Militaire Academie, voor de opleiding van beroepsofficieren. Op het kasteelplein met het ruiterstandbeeld van koning-stadhouder Willem III staat het voormalig gouvernementshuis, gebouwd voor Justinus van Nassau, gouverneur van Breda; thans is het ingericht als museum van ethnographica uit Ned.-Indië. Jan I van Polanen begon in 1350 met het bouwen van een slot; hiervan is niets meer over. Geleidelijk verrees een nieuw kasteel, waarvan het hoofdgebouw bestaat uit vier om een binnenplaats gelegen vleugels met uitspringende torentjes.

Deze binnenplaats is aan drie zijden omgeven door een galerij van hardsteenen Dorische zuilen. Een groot gedeelte is van 1536—1538 op last van Hendrik III van Nassau gebouwd onder leiding van den Italiaan Thomas van Bologna; van 1668—1681 op last van den koning-stadhouder uitgebreid door Jacob Roman. De vele kostbaarheden zijn in 1795 in Den Haag verkocht, zoodat er van den ouden luister niets meer over is. Bij de inrichting tot Kon. Mil. Ac. is het gebouwencomplex ernstig geschonden. Ten Z.W. van het hoofdgebouw ligt de Waterpoort, het Spanjaardsgat, tusschen twee lage torens, de Granaat- en Duiventoren.

In het in 1766 gebouwde stadhuis op de Groote Markt bevinden zich in de vestibule schilderijen van de Nassau-vorsten van René van Chalons tot stadhouder Willem III en een copie van Velasquez’ beroemd doek, voorstellende „de Overgave van Breda”. In 1924—’25 is het uitgebreid met vleugels om het Stadserf; mooie raadszaal met gebrandschilderde ramen van Joep Nicolas e.a. Voorts bezit Breda verschillende mooie oude huizen in de Nieuwstraat, Boschstraat (o.a. het Oude Mannenhuis), Catharinastraat en Haagdijk. De Boterbal met fraaien, ouden gevel is thans ingericht als stedelijk en bisschoppelijk museum.

Beteekenis.

Breda is de zetel van een bisschop; er zijn o.m. gevestigd: een arrond. rechtbank en een kantongerecht; een Kamer van Koophandel; een raad van arbeid; een raad van beroep voor directe belastingen. In den zomer concerten op den vernieuwden beiaard van de Groote Kerk. Vooraanstaande voetbal- en tennisclubs; golfclub; hockey- en paardensport; wielerbaan. Breda heeft een sterk garnizoen van infanterie (6e reg.); veldartillerie (3e reg.); huzaren (2e reg.); staf 3e divisie en 3e artillerie brigade.

Door den uitgebreiden tuinbouw in de baronie een drukke coöp. veiling en een groote conservenfabriek (de Hero). Voortaan is Breda een van de grootste industriesteden van de provincie. Vermaard zijn: de H(ollandsche) K(unstzijde) I(ndustrie); Artsilk N.V.; chocolade-, cacao- en suikerwerkfabrieken (de Kwatta); ijzergieterijen en machinefabr.; bierbrouwerijen (de Drie Hoefijzers); verffabr.; lucifersfabr.; N.V. Betonmy e.a. Het gezamenlijk aantal arbeiders, in de industrieën werkzaam, bedraagt ca. 8 000. Door een druk toerisme bloeit er het hotelwezen, terwijl er veel renteniers en gepensionneerden wonen.

Verzorging der bevolking.

De stad telt 10 parochies, één rectoraat van de paters Capucijnen en een openbare kerk op het Begijnhof. Vele onderwijsinstellingen: de Koninklijke Militaire Academie, Kath. lyceum (voor jongens), gem. gymnasium, rijks-H.B.S., gem. middelb. handelsavondschool, rijks- en Kath. kweekscholen; Kath. land- en tuinbouwschool; huishoud- en industriescholen; ambachtschool; alg. zang- en muziekschool, enz. Ethnographisch museum in het gouvernementshuis; stedelijk en bisschoppelijk museum in de Boterhal. Moederhuis der zusters Franciscanessen „Gasthuiszusters van Breda”; uit deze Orde ontstond in 1880 een zelfstandige congregatie, meer bijzonder voor ambulante ziekenverpleging: de Religieuzen Poenitenten-Recollectinen van den H. Franciscus van Assisië (Hendrikstraat).

Voorts zijn er vele sociale en charitatieve instellingen, o.a. de Catechisten van den Euch. Kruistocht; van B. uit verbreidde zich de K.J.V.-gedachte over de bisdommen Breda, Den Bosch, Utrecht en Roermond. Ook verdient aparte vermelding de St. Fidelis-vereeniging, voor Kath. jongens uit de volksklasse, onder leiding van de paters Capucijnen.

Lit.: dr. Jan Kalf, De monumenten van de geschiedenis en kunst in de prov. Noord-Brabant (I 1912); E. Haslinghuis, Oud-Breda (Bulletin van den Ned. Oudheidk. Bond, 1914); Breda. Gids, bewerkt door Henri ’t Sas (1924); Breda als industrie-, winkel-, woon- en vacantiestad (uitgave van „Breda Vooruit”, 1932).

v. Velthoven.

” Geschiedenis De naam van B. wordt het eerst in 1125 vermeld (misschien 1116), het kasteel in 1190. De oudst bekende stadsrechten dateeren van 1252. Vele officieele bescheiden over de plaats gingen verloren bij den brand van het stadhuis in 1534. Het klooster Sint-Catharina-Dal werd in 1268 gesticht te Vroenhout bij Wouw. De nonnen kwamen in 1295 naar Breda, waar zij eerst verbleven in het Gasthuis tot 1308, toen voor haar een nieuw klooster gebouwd werd waar nu de Kloosterkazerne staat. Haar klooster werd in 1646 door Frederik Hendrik ingericht als een Illustre School; de nonnen werden naar Oosterhout verwezen.

De Vrede van Breda in 1667 werd niet gesloten in de Huysinge van Wijngaerden, maar in het kasteel van Breda. Het voormalige Reigerbosch, waarin het oude kasteel lag, is in 1624 bij de stadsbelegering door Spinola verdwenen. De bouw van het tegenwoordige kasteel werd in 1536 begonnen door den Italiaan Bologne; pas in 1696 is het voltooid onder stadhouder Willem III, wiens ruiterstandbeeld thans voor den ingang prijkt; tot 1795 bleef het eigendom van het Huis van Oranje, in 1828 is het ingericht als Koninklijke Militaire Academie. Het Spanjaardsgat herinnert aan de daad van turfschipper Adriaan Jansz. van Bergen en Karel van Héraugière in 1590, toen Prins Maurits bij verrassing Breda innam. Aan de Groote of Onze Lieve Vrouwe-kerk, architectonisch vermaard, aanvankelijk toegewijd aan de H. Barbara, was van 1303 tot 1637 een kapittel verbonden.

Chassé stierf te Breda in 1849 en werd te Ginneken begraven.

Lit.: A. J. van der Aa, Geschiedkundige Beschrijving van de stad Breda en hare omstreken; dr. J. F. Corstens, Gids voor Breda en Omstreken; Herm. de Ruiter, Geïllustreerde Gids voor de Baronie van Breda; De Oorkonden van het Norbertinessenklooster St. Catharinadal te Breda-Oosterhout (uitg. van Hist. Commissie der Orde van Premonstreit).

Knippenberg.

” 2° Kerkelijk gebied.

B. en zijn omgeving hoorde oorspronkelijk tot het bisdom Luik. Van 1559 tot 1801 maakte het als dekenaat B. deel uit van het bisdom ➝ Antwerpen. Van 1803-’53 was het apostolisch vicariaat, bestaande uit de baronie van B. en het markiezaat van Bergen-op-Zoom. In 1841 wordt Zeeuwsch-Vlaanderen, dat voordien bij het bisdom Gent ingedeeld was, in verband met de afscheiding van België aan het vicariaat toegevoegd; zoo ook Vlissingen, dat vóór 1808 tot het aartspriesterschap Holland-Zeeland had behoord en nadien tot Gent.

Apostolische vicarissen: Adrianus van Dongen (1803-’26) en Joannes van Hooydonk (1827-’53). Voor elk afzonderlijk zie het artikel op den familienaam.

Het bisdom ontstaat bij het herstel van de hiërarchie in 1853. Het grondgebied is vrijwel gelijk aan dat van het vicariaat. Vlissingen komt nu aan het bisdom Haarlem, waarvoor Breda Nieuw-Vosmeer krijgt. 1853-’58 worden dekenaten opgericht, kerk- en armbesturen, en het kapittel, tevens een vicaris-generaal aangesteld. Tegelijkertijd worden gepubliceerd de voorschriften en statuten over kerkelijk leven, het vieren van den eeredienst en de plichten van de geestelijken. Tal van vereenigingen worden gesticht, waarvan de militairenvereeniging ook buiten het bisdom vertakking vond.

In 1868 had de eerste diocesane synode plaats, in 1927 de tweede. Einde 1932 telde het bisdom 119 parochiën, verdeeld over 10 dekenaten. Er waren werkzaam: 119 pastoors, 47 rectoren en 139 kapelaans. Er waren gevestigd 141 kloosters: 33 van 20 mannelijke en 108 van 24 vrouwelijke orden of congregaties. In 1850 bedroeg het aantal Katholieken 129605, in 1932 (1 Jan.) 265296.

Bisschoppen: Joannes van Hooydonk (1853-’67), Joannes van Genk (1868-’74), Henricus van Beek (1874-’84), Petrus Leyten (1885-1914) en Petrus Hopmans (1914-’ ). Voor elk afzonderlijk zie het artikel op den familienaam.

Groot-seminarie.

In Juni 1798 te Breda gesticht door gebroeders Oomen op verzoek van de vicarissen van het bisdom Antwerpen, daar deze voorzagen, dat de seminariën in België zouden ten onder gaan. In ’t begin vier theologanten. In 1809 is het seminarie overgebracht naar het landgoed „den Grooten Ypelaar” te Ginneken. In 1817 verplaatst naar Bovendonk onder Hoeven, vroeger buitenverblijf van de bisschoppen van Antwerpen; sinds tevens woonplaats van den apostolischen vicaris.

In 1903 komt een nieuw gebouw tot stand volgens plannen van architect dr. P. Cuypers. In 1809 aantal studenten 19, in 1853 waren er 55, in 1932: 94. Aantal hoogleeraren 6.

Klein-seminarie.

In 1839 te Oudenbosch gesticht. In 1878 overgebracht naar „Den Ypelaar” te Ginneken. Aantal studenten in 1878: 64, in 1932: 133. Aantal leeraren 14.

Lit.: J. B. Krüger, Kerkelijke geschiedenis van het bisdom van Breda (1872-'78); P. Albers, Geschiedenis van het Herstel der Hiërarchie in de Nederlanden (1903-'04); Het Katholiek Nederland 1813-1913; A. Beekman en A. Hensen, De R.K. Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden in 1853 (Geschiedkundige Atlas van Nederland, 1926, krt. nr. 16); Katholiek Nederland (I 1930); Sancta Maria (1932).

de Haas.

” 3° Baronie van Breda, een historisch landschap met geographischen inhoud; het is een deel van de prov. Noord-Brabant met een min of meer eigen sociaal-economischen opbouw. Een intensief agrarisch bedrijf (vooral boterfabricage en tuinbouw) en een groeiende industrie brengen veel handel en verkeer tot stand, culmineerend in het historisch en econ.-geographisch midden van de baronie: de stad Breda. In den Romeinschen tijd behoorend tot de provincte Gallia Belgica, later tot Germanica secunda, maakte dit gebied in de 4e eeuw als pagus Tessandrus deel uit van het Frankische Rijk.

Omstreeks 960 werd er de gouw Stryen van afgescheiden, begrensd door de Striene, de Maas en de Donge, in 994 kwam dit graafschap aan Lambert van Leuven. In de volgende eeuw werd het N. deel Hollandsch gebied en bleef de rest een Brabantsch leen; in 1288 werd het verdeeld in de heerlijkheden Breda en Bergen op Zoom. Het geslacht Van Polanen verkreeg de heerlijkheid Breda in 1350; door het huwelijk van Johanna van Polanen met Engelbrecht van Nassau in 1404 kwam er het vorstengeslacht der Nassau’s, wat voor de baronie en voor geheel Nederland van een beslissende beteekenis is geworden.

De baronie van Breda omvatte het gebied, nu gevormd door de gemeenten Baarle-Nassau, Chaam, Alphen c.a., Gilze c.a., Ginneken c.a., Dongen, Oosterhout, Teteringen, Terheiden, Prinsenhage, Breda, Etten-Leur, Rijsbergen, Zundert, Roesendaal c.a., benevens het dorp Sprundel, dat nu tot de gemeente Rukphen c.a. behoort.

v. Velthoven.