Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Bologna

betekenis & definitie

Bologna - 1° Provincie in het Italiaansche landschap Emilia; 3 708 km2, 687 669 inw. (1931), 184 per km2; 61 gemeenten. Ligt in de Po-vlakte tegen de Noordhelling der Etrurische Apennijnen.

Vruchtbaar, dicht bevolkt.

2° Hoofdstad van de prov. B. (Italië, 44° 30' N., 11° 19' O.), bij den Noordrand der Apennijnen op 55 m hoogte, 246 280 inw. (1931). Beroemde stad, internationaal verkeerspunt in Emilia. Nieuwe tunnel naar Florence. Veel handel en industrie. Sinds de 3e eeuw bisschopszetel (sinds 1682 aartsbisdom); oudste universiteit van Europa (12e eeuw), vooral Recht (→ Glossatoren); zeer veel scholen (bijnaam voor B.: „La Dotta” = de geleerde).

Heere Kunst te Bologna. Van de door den H. Zama gestichte kathedraal SS. Nabor en Felix is misschien alleen de crypte nog over. Volgens de legende zou de H. Petronius (midden 5e eeuw) om de latere kathedraal van de HH. Petrus en Paulus de gebouwen hebben opgericht, die zich in sterk gewijzigden toestand tot op heden gehandhaafd hebben en die bedoeld zijn als nabootsingen van de heilige plaatsen in Jerusalem (in de 11e eeuw door de Benedictijnen geheel herbouwd). De kathedraal zelf werd in 1141 een prooi der vlammen, doch in de 16e eeuw herrees ze als drie-schepige laat-Renaissancekerk.

De Franciscanerkerk San Francesco drukt een bijzonder stempel op de stad. Zij is in Fransche Cisterciënser-Gotiek opgetrokken (1236—1263), afgesloten door een halfronde absis met straalkapellen, met hoog middenschip, transept binnen de lengtelijnen der kerk, bundelpijlers; de kleine campanile is van 1260, den grooten klokketoren richtte Antonio di Vincenzo op (einde 14e eeuw). De 80 beelden van het hoofdaltaar zijn het werk van de in Venetië geschoolde Pier Paolo en Jacobello dalle Masegne (ca. 1380). In denzelfden trant zijn de S. Giacomo Maggiore (1267—1285, koepel in 1497), de S. Maria dei Servi en de S. Martino (met absis op vierkant grondplan). Een der schoonste kerken is de S. Domenico, waarvan de campanile en de kloostergang nog uit het begin der 13e eeuw stammen.

De tombe van den H. Dominicus werd door Nicolk Pisano in samenwerking met fra Gulielmo gebeeldhouwd (1265—1267). Antonio di Vincenzo (1350—1402) begon ook met den bouw der basiliek van den H. Petronius, die na vele onderbrekingen eerst in den aanvang der 16e eeuw gereed kwam. Zij vereenigt de in Bologna heerschende, uit Frankrijk afkomstige Gotiek met Italiaansche elementen, zooals die door Talenti in den dom van Florence waren gebruikt. De gevel is uit de 16e eeuw, den tijd dat, vooral door Bramante, een nieuwe bouwlust over B. vaardig werd. Van de nieuwere kerken is de H. Hart-kerk te noemen (1902—1912).

Om de torens (als de Torre Asinella en Garisenda) groepeerden zich aanvankelijk houten behuizingen, die later door betere woningen, hoofdzakelijk van baksteen, vervangen werden. Uit de 14e eeuw dateeren het Collegio di Spagna, voor Spaansche studenten aan de universiteit der stad, het paleis, naar koning Enzo, die daar gevangen zat, genoemd (1200—1208), en de Loggia della Mercanzia, door Antonio di Vincenzo grondig gerestaureerd. Overheerschend Gotisch zijn verder het Palazzo del Podestk en het Palazzo Communale. Aan een leerling van Donatello, Portigiano (1408—1470) komt het toe de Toscaansche Renaissance in B. gebracht te hebben: Palazzo Bentivoglio. Andere Renaissance-paleizen: Albergati, Bevilacqua, Hercolani; Vignola bouwde het paleis „dei Banchi”. Al deze bouwwerken dragen eenzelfde algemeen karakter: onder een zuilengalerij met kapiteelen van verschillende bouworden, boven een of twee verdiepingen met hooge vensters, die door architraaf en kroonlijst gedekt worden.

Welk een bijzonder aspect dit aan de stad geeft, komt wel het duidelijkst uit in de Via Indipendenza. Beeldhouwwerk van Jacopo della Quercia is in verschillende kerken en paleizen van B. verspreid. Volgens plannen van den Siciliaan Tommaso Laureti bouwde Giambologna de Neptunus-fontein (1563—1566) in laat-Renaissancestijl. Eerst in de laatste helft der 15e eeuw kreeg de schilderkunst in B. grootere beteekenis (Francesco Francia onder invloed van Lor. Costa uit Ferrara). In de 16e eeuw waren het vooral de Carracci’s, die er de Barokschilderkunst tot grooten bloei brachten.

Lit.: Coulson, B., its History, Antiquities and Art (1909); Zucchini, B. (1914); Canè, B. in de serie : Le citta meravigliose (z.j.); Rubbiani, La chiesa di S. Francesco e le tombe dei glossatori (1900); Supino, L’architettura sacra in B. nei secoli XIII e XIV (1909); Gatti, La basilica petroniana (1913); Venturi, Storia dell’ arte italiana (passim); Rouchèsnitschek, Die Malerschule von B. (1879). Knipping