Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Bok

betekenis & definitie

Bok - 1° mannetje bij → geiten, herten, rendieren.

Voorstelling in de kunst. Als zondenbok is hij vaak een voorafbeelding van Christus (het verbranden van den bok buiten de legerplaats: Christus’ kruisdood; uitdrijving van den zondenbok naar de woestijn: Christus’ hemelvaart). Reeds in de vroeg-Christelijke kunst worden bij het Laatste Oordeel de verdoemden als bokken voorgesteld. Wellicht in verband met de Hellenistische voorstelling van Pan komt de duivel als bok voor (het eerst wel op zgn. Doopsteenen), de duivel met bokspooten is een in de Christ. kunst algemeen geworden voorstellingswijze.

Een enkele maal is de bok het symbool der onkuischheid (houtsnede in de Albertina van Weenen). Verder als symbool van den jongelingsleeftijd (bijv. kopergravure van onbekend Ned. meester in de Staatsbibliotheek van München) en van de Synagoge (fresco uit begin 13e eeuw in de S. Petronio van Bologna). Knipping 2° Een gymnastiektoestel door Eiselen in Duitschland uitgevonden. Het is een springtoestel. De eerste bok bestond uit een houten blok, ingegraven, op een of twee pooten, later verplaatsbaar op vier pooten.

3° Houten steunsel met stok, waarvan men zich als rustpunt voor de biljartqueue bedient, wanneer de bal op andere wijze moeilijk of niet is te bereiken.