Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-04-2019

Bijbelvertalingen

betekenis & definitie

Bijbelvertalingen - A) Oud-Germaansche talen.

1° In het Gotisch werd een aanzienlijk gedeelte van de H. Schrift vertaald door den Ariaanschen bisschop Wulfila (4e eeuw). Als grondtekst diende de Grieksche recensie in gebruik te Konstantinopel (recensie van Lucianus den Martelaar). Zijn zeer letterlijke overzetting is ontegenzeglijk het beste werk van dien aard in de Germaansche Oudheid. Hoewel Wulfila vele woorden en uitdrukkingen heeft moeten smeden om de Christelijke begrippen weer te geven, is hij er toch in geslaagd, zonder het Gotisch taaleigen geweld aan te doen, een even sierlijke als getrouwe vertaling te leveren.

De ons bewaarde handschriften (➝ Codex argenteus; palimpsesten te Milaan) bevatten vooral brokken van het N.T. en zijn uit Italië afkomstig. Na Wulfila schijnt op meer plaatsen een revisie van den tekst onder invloed van den Lat. Bijbel (Itala of Vulgata) plaats gevonden te hebben.

Lit.: Streitberg, Die gotische Bibel (Heidelberg 21919).

2° In het Angelsaksisch (oud-Engelsch) bezit men:
a) Psalmenvertalingen of juister: woordelijke interlineaire glosseeringen van den Lat. psalter, in de verschillende Angelsaksische dialecten (Northumbersch, oud-Mercisch, Kentisch, West-Saksisch). De oudste proeven gaan terug tot de 8e eeuw; talrijke volledige handschriften dagteekenen van de 9e tot de 11e eeuw. Gewoonlijk worden bij den psalter de hymnen en lofzangen uit het brevier gevoegd.
b) De vertaling van het Oude Testament door Aelfric (ca. 955-1020) omvat de vijf boeken van Moses, Josue, Rechters, deels in verkorten vorm. Dezelfde schrijver bewerkte, naar zijn eigen getuigenis, ook één boek der Koningen, Job, Esther, Judith en Daniël, waarvan slechts een deel bewaard is.
c) De Evangeliën (niet de Brieven en de Handelingen der Apostelen) bestaan in het Angelsaksisch in vier naar tijd (10e tot 12e eeuw) en dialect (Northumbersch, Mercisch, West-Saksisch) verschillende vertalingen.

Lit.: Brandl, Englische Literatur in H. Paul, Grundriss der germanischen Philologie (II Straatsburg 21901-1909).

3° Op het Vasteland:
a) De oud-Nederfrankische psalmenvertaling (➝ Oud-Nederlandsch). Zie verder in dit artikel onder B).
b) In het oud-Saksisch (oud-Nederduitsch) zijn er slechts sporen van een bewerking der Psalmen. De ➝ Heliand en Genesis zijn bijbelsche dichtwerken, geen vertalingen.
c) Op Hoogduitsch gebied hebben tusschen de 9e en 11e eeuw Psalmenvertalingen in de verschillende dialecten bestaan (oud-Beiersch, oud-Alemannisch, Rijn-Frankisch). Vooral te noemen de vertaling van ➝ Notker met deels Lat., deels Hoogduitsche glosseering.
d) Hoogduitsche vertalingen van het Evangelie. De Monsee-Wiener Fragmente (handschrift thans te Hannover en te Weenen) bewijzen het bestaan eener vertaling van Mattheus reeds in de 9e eeuw. Van de 9e eveneens is de Hoogduitsche Tatianus, een harmonie der Evangeliën, bewerkt naar den Lat. tekst van Victor van Capua. Het handschrift (Lat. en oud-Hoogduitsch), te Fulda geschreven, berust thans te St. Gallen.

Zie nog ➝ Diatessaron en ➝ Wulfila.

Lit.: G. Ehrismann, Geschichte der deutschen Literatur bis z. Ausgang des Mittelalters (I München 21932).

Mansion.

” B) Bijbelvertalingen in het Oud- en Middelnederlandsch. In 831 was een „passio Domini in Theodisco” aanwezig op de bibliotheek van St. Riquier (Ponthieu, toen nog Frankisch). Van toen af ook werd de H. Schrift bewerkt (Altsaksische Genesis, Heliand, en Liber Evangeliorum, of Christ). In de 9e eeuw waren de Psalmen vertaald (Wachtendoeksche ps.) in Oost-Nederfrankisch (nog een twintigtal bewaard, echter zuiver interlineair en mechanisch). Vóór 1177 bestond er in het Luiksche een vertaling der Psalmen cum omnibus glossulis door een doctor flandricus: Lambert li Beges beroept er zich op voor zijn vertaling in het Romaansch van de Handelingen der Apostelen.

De middeleeuwen door werd het Evangelie in de volkstaal bewerkt, poëtisch (van den Levene ons Heren, Van ons Heren Passie) of in proza: het Leven van Jesus (dit of gedeelten er van, zooals het Lijden, werden ook afzonderlijk verhaald of in grootere werken opgenomen); het Vita Christi van Ludolph van Saksen werd, met weglating der geleerde deelen, ook vertaald; het leven van Jesus, door Brugman, enz. Het Oude Testament werd bewerkt in de Biblia scholastica, vertaald als Rijmbijbel, door Van Maerlant. Uit de 13e eeuw reeds en oorspronkelijk waarschijnlijk West-Vlaamsch dateert het beroemde Limburgsche Leven van Jesus, de merkwaardige vertaling van een Evangeliënharmonie (volgens een tekst met nog vóór-Vulgatalezingen). Vóór het einde der 14e eeuw reeds was de geheele H. Schrift in de volkstaal overgezet. Er bestonden toen twee zoogenaamde geschiedbijbels (omdat zij vooral de verhalende deelen vertaalden): de Noord-Nederlandsche geschiedbijbel van 1358 (?), die vooral bedoeld is als geschiedenis van het Joodsche volk; de Zuid-Nederlandsche geschiedbijbel, in twee deelen, volgens de 15e-eeuwsche handschriften voltooid in 1360 en 1361, meer een eigenlijke vertaling, met kantaanteekeningen, verklaringen, toevoegsels van Biblia scholastica.

Ontbreken: de Psalmen en de profeten, behalve Ez., Dan. en Hab. De Biblia scholastica werd gevolgd voor Ez., gedeeltelijk voor Hab. en Esdr. Van enkele deelen bestaan nog afzonderlijke vertalingen: van het Hooglied, met of zonder glossen; Is., Jer. en Klaagliederen waren vertaald in 1384. Oud-Testamentitische pericopen werden reeds in het West-Vlaamsch vertaald in de 13e eeuw; een West-Vlaamsche vertaling van Epistelen en Evangeliën dateert van omstreeks 1300. Het geheele N.T. was ook vóór het einde der 14e eeuw overgezet: oudste hs. van 1399; andere hss. bevatten afzonderlijke deelen.

Joannes Scutken, die N. Testamentische pericopen vertaalde, zou ook de maker kunnen zijn van de oudst bewaarde vertaling der Evangeliën. Misschien ook van een vertaling van de Brieven, Handelingen der Ap., en Apocalypse. Een Brab. vertaling van het N.T. heeft ook bestaan. Van de Psalmen moeten gedeeltelijke of volledige vertalingen bestaan hebben, toen Geert Groot nog een nieuwe begon, die tot een volledige uitgebreid werd.

Het oudst gedrukte Nederlandsch werk is de Bible in Duytsche (Delft, 1477) grootendeels volgens den geschiedbijbel van 1360, met toevoeging van het ontbrekende, echter zonder Psalmen; deze werden drie jaar later gedrukt. Over de nu snel elkander opvolgende drukken (vooral sedert de 16e eeuw) van afzonderlijke deelen als over de vele Psalmenbewerkingen moeten wij niet uitweiden; alleen het voornaamste zij hier vermeld. De vroegste druk der Vier Evangeliën is die bij Van Liesvelt, Antwerpen 1522, nog volgens de hss. Grootendeels herdruk van de Bible van 1477 is nog het O.T. in 1525, te Antwerpen, bij Hans van Ruremonde (toch Pentateuch en Psalmen reeds volgens Luther’s vertaling).

Nadat in 1522 een vertaling van het Mattheus-Ev. door Pelt volgens de uitgave van Erasmus het licht had gezien, kwam de vroegste vertaling van het N.T. volgens Luther’s vertaling uit in 1523, bij Doen Pietersz. te Amsterdam (nadruk van Adr. Van Bergen?). De eerste volledige bijbel (O. en N.T.) kwam uit in 1526 bij Van Liesvelt: gedeeltelijk volgens Luther’s vertaling; bij hem zijn dan vijf uitgaven van den geheelen bijbel verschenen; de herdruk van 1542 met de aanteekeningen bepaald in reformatorischen geest. Bij Vosterman te Antwerpen verschenen van 1538 tot 1546 zes volledige bijbels: navolging van den Liesvelt-bijbel, maar gewijzigd in Katholieken geest volgens de correcties van Leuven, die echter niet in alle uitgaven voldoende werden uitgevoerd.

Onder de in Protestantschen zin gemaakte vertalingen der H. Schrift komen: die der Doopsgezinden, door Nic. Biestkens (1560); die der Gereformeerden, door Gotfried van Wingen (1562), bekend als Deus-aes bijbel, die, herhaalde malen herdrukt en verbeterd, nog in gebruik bleef na het verschijnen van den Statenbijbel in 1637. Aan Katholieke zijde bezorgde Nic. Van Winghe, van het klooster van Bethleem bij Leuven, een nieuwe vertaling (1548), waarin nog ruim gebruik wordt gemaakt van de Bible van 1477, en die tot grondslag diende voor de uitgave van de universiteit van Leuven, bekend als Moerentorf-Moretusbijbel.

Lit.: C. H. Ebbinge Wubben, Over Mnl. vertalingen van het Oude Testament (1903); J. Bergsma, De Levens van Jesus (z.j.); A. Holder, Dat Lijden ende die passie O.H.J.C. (z.j.); P. O. Groener, Algemeene Handleiding tot de H. Schrift (1917); C. G. N. De Vooys, in Tijdschr. voor Ned. Taal en Lett. (1924).

V. Mierlo.

” Nederlandsche bijbelvertalingen, gemaakt naar een zelfden vasten grondtekst (de Vulgaat), helpen ons door middel van vergelijking de specifieke taal van een bepaalde streek te achterhalen, bijv. de West-Vlaamsche vertaling van de Epistelen en Evangeliën (1348) naast een Noord-Nederlandsche vertaling van het N.T. uit de tweede helft der 14e eeuw; een Midden-Vlaamsche vertaling naast een weinig jongere Hollandsche vertaling van de Apocalypse, enz. Opgemerkt zij echter dat de Noord-Nederlandsche vertalingen uit die periode zelf vaak onder Zuid-Ned. invloed staan. Latere bijbelvertalingen uit de eerste helft der 16e eeuw droegen machtig bij tot het stichten van een algemeen-Ned. schrijftaal en tot het opnemen in die taal van vele elementen ontleend aan de volkstaal. Zulks is bijv. het geval met de vertaling van het N.T. door Com. Lettersnijder te Delft in 1524 „in goeden platten duytsche” uitgegeven, met een zelfde vertaling van den West-Vlaming Jan Utenhove in 1553-1556, waarin zelfs, alhoewel tevergeefs, beproefd werd Duitsche vormen, zooals am, dein, aver (aber), wenn e.a., burgerrecht te doen verkrijgen.

Lit.: C. G. de Vooys, Gesch. v. d. Ned. Taal (1931, 53-55); Verzamelde taalk. Opstellen (II, 423-424).

Jacobs.