Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Bibliotheek

betekenis & definitie

Bibliotheek - (Grieksch). Oorspr. bergplaats voor papyrusrollen, sinds het Hellenisme gebruikt in dezelfde beteekenissen als tegenwoordig. De meest bevredigende definitie van het begrip is wellicht: een voor publiek of eigen gebruik opgestelde boekenverzameling (Graesel, Handbuch, blz. 6).

Voor bibliotheek als gebouw, → Bibliotheekgebouw.

I. Geschiedenis. Zie plaat t/o kol. 128. (→ Photius).

In het oude Egypte werden van de papyri, welke soms van eenige duizenden jaren voor Christus dateeren, verzamelingen aangelegd, die behoorden bij de tempels. Deze verzamelingen droegen echter meer het karakter van archieven dan van bibliotheken. Dergelijke verzamelingen zijn ons ook overgeleverd uit de Assyrisch-Babylonische cultuur. Het beroemdst is de bij de opgravingen van Ninive ontdekte bibliotheek van Assoerbanipal (668—626), bestaande uit meer dan 100.000 kleitafeltjes van zeer uiteenloopenden inhoud. Ook hier is het twijfelachtig of wij met een bibliotheek in onzen zin te doen hebben. Meer zekerheid krijgen we in Griekenland, waar intusschen in de klassieke periode van boekenverzamelingen nog geen sprake schijnt geweest te zijn.

Van Aristoteles is bekend, dat hij een groote bibliotheek had, die na zijn dood in verschillende handen is geweest en vele lotgevallen heeft meegemaakt. Met zijn leerling Alexander den Grooten begint de tijd yan het Hellenisme, die als de bloeitijd van het Grieksche bibliotheekwezen beschouwd kan worden. Het is in deze periode, dat de beroemde → Alexandrijnsche bibliotheek gesticht is. Jonger dan deze, maar ook zeer bekend, was de bibliotheek te Pergamum, waarschijnlijk gesticht door Eumenes II (197—158 v. Chr.), waarvan bij opgravingen in het einde der 19e eeuw belangrijke resten gevonden zijn. Gelijk in zoovele andere opzichten heeft ook op dit gebied de Grieksche cultuur een overwegenden invloed op de ontwikkeling in Rome gehad. Sinds het midden van de 2e eeuw v. Chr. begonnen de Romeinsche veldheeren buitgemaakte Grieksche bibliotheken naar Rome te brengen (Aemilius Paullus, Sulla, Lucullus).

De eerste openbare bibliotheek is in 39 v. Chr. gesticht door Asinius Pollio in het Atrium Libertatis. Hij verwezenlijkte daarmede ongetwijfeld een gedachte van Julius Caesar, gelijk dit een weinig later ook geschiedde door Augustus met de stichting van twee bibliotheken, de Octaviana en de Palatina. Beide bibliotheken zijn later door brand vernield. Van de latere keizerlijke bibliotheken is de beroemdste en belangrijkste de Ulpiana, gesticht door Ulpius Trajanus. In de 4e eeuw moet Rome 28 openbare bibliotheken bezeten hebben. Het meest is ons echter bekend omtrent de bibliotheken in de provincie, waarvan er verschillende opgegraven zijn en vrij volledig gereconstrueerd konden worden.

De eenige bibliotheek, waarin men nog boeken gevonden heeft, was een naar alle waarschijnlijkheid particuliere bibliotheek te Herculaneum. Belangrijke stedelijke bibliotheken, waarvan men de resten heeft blootgelegd, zijn die te Ephesus, die van Hadrianus te Athene en die te Timgad (Algiers), dateerend uit de 3e eeuw. Deze bibliotheektraditie bleef in het Bvzantijnsche Rijk nog het best gehandhaafd, al is ons omtrent de bibliotheken daar betrekkelijk weinig overgeleverd. Voor West-Europa is echter de overgang van Oudheid tot middeleeuwen veel sterker, zoodat bij den grooten terugval, dien we daar waarnemen, het in de komende vier eeuwen vrijwel uitsluitend de kloosters zijn, die bibliotheken bezaten. Met name de Benedictijnen en de Iersche monniken hebben zich in dezen zeer verdienstelijk gemaakt. In Italië was de oudste en beroemdste bibliotheek die van de abdij van Monte Cassino.

Daarnaast was zeer bekend het in den aanvang van de 7e eeuw door den H. Columbanus gestichte klooster Bobbio met een collectie kostbare palimpsesten. In Frankrijk valt de abdij van Corbie, in Zwitserland die van St. Gallen, in Engeland die van Peterborough en Durham, in Duitschland die van Lorsch en Fulda te noemen. In Ned. bezat de Benedictijner abdij Egmond een belangrijke b. Van een vrij groot aantal dezer kloosterbibliotheken is ons het bezit uit catalogi bekend. In de latere middeleeuwen ontstaat ook in wereldlijke kringen belangstelling voor het boek. Vorsten als keizer Frederik II, als Lodewijk IX van Frankrijk legden groote bibliotheken aan, de Fransche adel volgde zijn koningen daarin na en ten slotte zien we ook dikwijls de stedelijke burgerij bibliotheken stichten.

Eerst de Renaissance echter brengt beslissende veranderingen. Vooral in Italië ontstonden door de jacht op klassieke handschriften en de verzamelwoede van geleerden en vorsten belangrijke bibliotheken, die in grooter mate dan de middeleeuwsche openbaar waren. Door de uitvinding van de boekdrukkunst nam het boek de plaats in van het handschrift en werden de bibliotheken veel omvangrijker dan voorheen. De ontwikkeling der moderne bibliotheek begint in deze periode. Zoowel de vorstelijke (staats-)bibliotheek als de universiteits- en de stadsbibliotheek vertoonen bij alle veranderingen een regelmatigen groei tot op den huidigen dag, zoodat een overzicht van de voornaamste bibliotheken in de verschillende landen hier kan volgen. Voor de Openbare Leeszalen en Volksbibliotheken, → Leeszalen.

In Engeland zijn naast die van het → Britsch Museum nationale bibliotheken in Schotland, Wales en Ierland. Die van Schotland, te Edinburgh, dateert van 1682, maar is eerst in 1925 door de Engelsche regeering als nationale b. geconstitueerd. Ze bevat meer dan 857.000 dln. en 4000 hss. De National Library van Wales te Aberystwyth is geopend in 1915 (500.000 dln. en 10.000 hss.). De nationale b. van Ierland te Dublin (gest. 1877) omvat 300.000 dln.

Veel ouder en grooter zijn de beide universiteitsbibliotheken te Oxford en te Cambridge. De Bodleian Library te Oxford, geopend in 1603, dankt haar naam aan sir Thomas Bodley, die zeer veel voor haar uitbreiding heeft gedaan en haar in 1611 tot zijn erfgenaam maakte. Ze bezit thans 1.400.000 dln. en 40.000 hss. Het bezit van de Universiteitsbibliotheek te Cambridge (gest. vóór 1444) is thans 1.250.000 dln. en 10.000 hss.

In Frankrijk is de belangrijkste b. de → Bibliothèque Nationale te Parijs. Daarnaast bestonden tot voor kort in Parijs drie oude, beroemde bibliotheken: de Bibliothèque de l’Arsenal, gesticht in 1797 (1.070.000 dln., 11.700 hss.), de Bibliothèque Mazarine, gesticht door Mazarin, in wiens dienst in 1642 Gabriel Naudé trad (250.000 dln., 5800 hss.), de Bibliothèque Ste. Geneviève, oorspronkelijk een kloosterbibliotheek (500.000 dln., 3800 hss.), met in den laatsten tijd een zeer groote afdeeling Skandinavische literatuur. De Mazarine is thans met de Bibliothèque Nationale vereenigd en de Ste.

Geneviève met de Parijsche Universiteitsbibliotheek. Deze laatste is na de Bibilothèque Nationale de belangrijkste bibliotheek. Buiten Parijs is de grootste Universiteitsbibliotheek die van Straatsburg.

Duitschland bezit een zeer groot aantal belangrijke bibliotheken. Na de Pruisische → Staatsbibliotheek, die verreweg de grootste is, volgt de Beiersche Staatsbibliotheek te München (1.760.000 dln. en 50.000 hss.), gesticht door hertog Albrecht V in 1561. In de eerste jaren der 19e eeuw verwierf zij door secularisatie van kloosters meer dan 150 kloosterbibliotheken met vele hss. en incunabelen. Een nog zeer jonge b. is de Deutsche Bücherei te Leipzig, gesticht door den Börsenverein der Deutschen Buchhändler, waarvan het gebouw in 1916 is ingewijd. De b. verzamelt alle in het Duitsch vervaardigde literatuur, welke sinds in en buiten Duitschland verschenen is en bezit thans reeds meer dan 1.100.000 dln.

De geheele omvangrijke bibliographische arbeid van den Duitschen boekhandel is aan haar opgedragen. Bekende lands- en stadsbibliotheken zijn o.a. de Sächsische Landesbibliothek te Dresden, gest. 1556 (757.000 dln., 7000 hss.); de Staatsund Universitätsbibliothek te Hamburg, definitief georganiseerd in 1529, met zeer belangrijke brievenverzameling van geleerden uit de 16e—18e eeuw (705.000 dln., 13.800 hss.); de Württembergische Landesbibliothek te Stuttgart (808.163 dln., 6897 hss.); de Herzog-August-Bibliothek te Wolfenbüttel, gest. ca. 1560, met zeer veel kostbare hss. o.a. uit het bezit van Matthias Flacius Illyricus (370.000 dln., 8000 hss.). Van de universiteitsbibliotheken zijn te noemen die te Berlijn (gest. 1831), Frankfort a. M. (gest. 1668 als Stadtbibliothek, sinds tegelijk universiteitsbibl.), Göttingen (gest. 1735), Halle a. d. S. (gest. 1694), Heidelberg (gest. 1386; 1.026.176 dln. Is in 1622, na de verovering van Heidelberg door Tilly, naar Rome gebracht, als geschenk aan den paus. De huidige b. dateert van 1706), Königsberg (gest. begin 16e eeuw), Leipzig (gest. 1543), Tübingen (dateerend uit hervormingstijd).

De voornaamste b. van Oostenrijk is de National-bibliothek (voor 1920 Hofbibliothek) te Weenen (1.282.000 dln., 9000 incunabelen, uitgebreide papyrusverzameling van meer dan 80.000 hss., ongeveer 35.000 hss.). Ze is 1526 gesticht en 1727 overgebracht naar het huidige gebouw, de prachtige Barokschepping van Fischer von Erlach. Daarnaast bestaat te Weenen de Universiteitsbibliotheek (gest. 1775; 1.140.269 dln.).

In Italië valt van de bibliotheken te Rome naast die van het → Vaticaan voor modernere werken de Biblioteca Nazionale Centrale Vittorio Emmanuele (gest. 1875; 500.000 dln.) te noemen. Groote bibliotheken zijn verder de nationale bibliotheken te Florence en te Napels. Daarnaast bezit Italië tal van beroemde oude bibliotheken, o.a. te Venetië de Biblioteca Marciana (gest. 1468; bezit 348.000 dln. en vooral 13.000 hss. van zeer groote waarde); te Milaan de Ambrosiana, gest. in 1609 door kardinaal Fed. Borromeo (500.000 dln., 10.000 hss.); te Florence de Biblioteca Medicea Laurenziana, gevormd uit de verzamelingen der Medici’s (1571 geopend door Cosimo; vooral belangrijk door haar 10.017 hss., waaronder talrijke zeer oude en buitengewoon kostbare).

Hongarije bezit te Boedapest twee groote bibliotheken: de b. van het Nationalmuseum (515.000 dln., 20.000 hss.) en de Universiteitsbibliotheek (650.000 dln., 3200 hss.).

In Tsjecho-Slowakije vindt men te Praag de bibliotheek van de Tsjechische en Duitsche Universiteiten, Klementinum (773.000 dln., 3935 hss.).

In Spanje is de groote b. de Biblioteca Nacional te Madrid (gest. 1716; 1.400.000 dln., 30.172 hss.), zooals in Portugal de Biblioteca Nacional te Lissabon (gest. 1796).

Van de bibliotheken in Zwitserland zijn hier te vermelden: de Universiteitsbibliotheek te Bazel (493.000 dln., 5600 hss.), de in een geheel nieuw gebouw gevestigde Landesbibliothek te Bern (600.000 dln., 1100 hss.) en de Zentralbibliothek, tevens Universiteitsbibliotheek te Zürich (800.000 dln., 11.500 hss.).

In Denemarken dateert de Koninklijke Bibliotheek te Kopenhagen van de regeering van Christiaan III (1533—’59), maar kreeg haar groote uitbreiding onder Frederik III (1648—’70). Ze bezit nu 900.000 dln., waaronder ± 30.000 hss. Daarnaast bezit Kopenhagen een Universiteitsbibliotheek.

Belangrijker dan de Kon. Bibliotheek te Stockholm (600.000 dln. en 12.000 hss.) is in Zweden de Universiteitsbibliotheek te Upsala, in 1620 gesticht door Gustaaf Adolf (700.000 dln. en hss., waaronder de beroemde Codex argenteus met de Gotische bijbelvertaling van Ulfila).

Te weinig is in de huidige omstandigheden het bibliotheekwezen in Rusland dat een zeer bijzondere ontwikkeling vertoont, bekend. De Staatsbibliotheek te Leningrad (vroegere keizerlijke bibliotheek te St. Petersburg) bezit nu 4.832.948 dln. en 331.000 hss. en is zoo wellicht de grootste b. van de wereld. Ze is gesticht door Peter den Grooten; haar grootste aanwinst was de beroemde bibliotheek van Zaluski te Warschau, die in 1795 naar St.

Petersburg werd overgebracht, doch na den wereldoorlog weer naar Polen teruggegaan is. De tweede b. van Rusland is de Leninbibliotheek te Moskou, met een bezit van meer dan 4 millioen deelen. Een zeer modern gebouw is thans daarvoor in aanbouw.

In Polen is een van de grootste bibliotheken de Bibljoteka Jagiellónska te Krakau, die van 1517 dateert en thans 545.000 dln. en 6614 hss. telt. Wegens haar rijk bezit aan Poolsche drukken uit vroegere eeuwen, met name de 16e, draagt zij vooral een historisch karakter, terwijl de nieuwere Poolsche literatuur door de in 1930 geopende Nationale bibliotheek te Warschau verzameld wordt. Deze b. is samengesteld uit verschillende door aankoop of schenking verworven bibliotheken, o.a. de door Rusland teruggegeven Zaluski-collectie en de bekende Poolsche bibliotheek van Rapperswill. Universiteitsbibliotheken vindt men verder te Lemberg, Warschau, Wilna en Posen.

De Vereenigde Staten zijn het land van de groote en in kostbare gebouwen ondergebrachte bibliotheken. Het schenken van groote geldsommen voor den bouw van openbare bibliotheken is een geliefkoosde vorm van Amerikaansche philanthropie. Zoo is in New York uit drie bibliotheken: de Astor Library gesticht door J. J. Astor (1849), de Lenox Library, gesticht door J. Lenox (1870) en de bibliotheek van Samuel J. Tilden in 1895 gevormd de New York Public Library, een der grootste bibliotheken van de wereld (3.476.971 dln.). Een dergelijke door schenking ontstane b. is de John Crerar Library te Chicago. Beroemd is Andrew Carnegie, die voor den bouw van bibliotheken in Amerika en Canada meer dan 43 millioen dollar besteed heeft. De grootste b. is de → Library of Congress te Washington, gesticht in 1800, in 1897 in het tegenwoordige gebouw ondergebracht.

Verder bezit Amerika een groot aantal universiteitsbibliotheken, dikwijls al van vrij ouden datum. Zoo is de Harvard College Library in 1638, de b. van Yale College in 1700 gesticht. De groote groei van deze bibliotheken dateert echter uit de tweede helft der 19e eeuw. Thans bezit de Harvard University Library te Cambridge 2.866.200 dln., de Yale University Library (Sterling Memorial Library) 1.685.000 dln., de Columbia University Library te New York 1.300.000 dln., de University of Michigan Library te Ann Arbor 799.573 dln., de University of Illinois Library te Urbana 911.208 dln. en de bibliotheek der University of California te Berkeley 800 000 dln. Van de zeer talrijke public libraries, welke meestal door de steden bekostigd worden, noemen we slechts die te Boston (1572 802 dln.).

Verreweg de belangrijkste b. van België is de Koninklijke Bibliotheek te Brussel, in 1837 gevormd uit de oude Bibliothèque de Bourgogne, de stedelijke bibliotheek en de bibliotheek van Van Hulthem (900 000 dln., ca. 31 000 hss.). De Universiteitsbibliotheek te Gent (gesticht 1797) bezit thans 550 000 dln. en 3 900 hss., die te Luik (1817), waarin de oude stadsbibliotheek is opgegaan, 471 000 dln. en 2 140 hss. De Universiteitsbibliotheek van Leuven, dateerend van 1636, is in 1914 geheel verwoest bij den inval der Duitschers en is na den oorlog opnieuw gevormd (thans 750 000 dln.). Antwerpen bezit een stadsbibliotheek (1505), die nu ca. 500 000 dln. bevat.

In Nederland zijn na de Koninklijke Bibliotheek de voornaamste bibliotheken die van vier oude universiteiten. De Universiteitsbibliotheek te Leiden dateert van de oprichting der Univ. in 1575, maar is eerst geopend in 1587, met als eersten bibliothecaris Jaus Dousa. Ze heeft zich regelmatig uitgebreid en heeft vooral in de eerste eeuwen van haar bestaan zeer belangrijke collecties verworven, o.a. van Jos. Scaliger, Vulcanius, Erpenius, Lev. Warner en Vossius. Vooral de Oostersche handschriften van het Legatum Warnerianum en de klassieke codices Vossiani hebben het handschriftenbezit van deze bibliotheek vermaard gemaakt.

Een zeer belangrijke, in 1876 in bruikleen ontvangen verzameling, is de b. van de Maatschappij der Ned. Letterkunde. De b. bezit thans ca. 1 millioen dln., 3 400 Oostersche en 3 000 andere hss. De Universiteitsbibliotheek van Amsterdam is oorspronkelijk een stadsbibliotheek, die in 1578 gevormd werd uit eenige kerkelijke boekerijen. Hoewel dus in ouderdom de gelijke van de Leidsche bibliotheek, bleef zij in de eerste eeuwen in ontwikkeling verre bij deze achter, met name door het gebrekkige beheer in de 18e eeuw. Een nieuwe tijd brak eigenlijk eerst aan met de benoeming van P. A. Tiele in 1853 tot custos.

Sindsdien is de bibliotheek, die in 1878 bij de stichting der gemeentelijke Universiteit tot Universiteitsbibliotheek werd en toen naar het gebouw van het voormalige Athenaeum verhuisde, zeer snel vooruitgegaan en met tal van belangrijke verzamelingen verrijkt. De kostbare collectie van Joodsche letterkunde, de Bibliotheca Rosenthaliana, in 1880 ten geschenke gegeven, vormt een zelfstandig onderdeel der b. Een groot aantal bibliotheken zijn verder in bruikleen gegeven o.a. van de Mij ter bevordering der Geneeskunst, het Koninklijk Ned. Aardr. Genootschap, het Vondelmuseum, het Wiskundig Genootschap. Het bezit der b. bedraagt thans 1 200 000 dln. en 60 000 hss. De Universiteitsbibliotheek te Utrecht is in 1584 gesticht als stadsbibliotheek met als eerste bezit de verbeurdverklaarde kloosterbibliotheken.

Een belangrijk gedeelte van de handschriften der Utrechtsche bibliotheek stamt uit deze kloosters. Al vroeg kreeg ze belangrijke legaten (Van de Poll en Van Buchell). In 1636 werd ze door de stichting der Universiteit tot Universiteitsbibliotheek en kwam 1815 aan den Staat. In de b. is opgenomen de b. der Veeartsenijk. faculteit, terwijl o.a. de bibliotheken van het Prov. Utrechtsch Genootschap en van het Historisch Genootschap in bruikleen gegeven zijn. Ze bevat nu 300 900 dln., 178 300 academische dissertaties en 2 400 hss.

De Universiteitsbibliotheek te Groningen, gest. 1615, heeft tot in de 19e eeuw met vele moeilijkheden, niet in de laatste plaats tengevolge van de zeer onvoldoende geldmiddelen, te kampen gehad. Eerst met het bibliothecariaat van W. A. Enschedé (1851) begint een krachtige opleving. Haar bezit omvat thans 200 000 dln. en 700 hss. Naast deze voornaamste Universiteitsbibliotheken dienen de bibliotheken van de volgende Hooger Onderwijs-instellingen genoemd te worden: de Roomsch-Katholieke Universiteit te Nijmegen (1923) met ca. 150 000 dln., de Vrije Univ. te Amsterdam (1880) met ca. 21 000 dln., de Technische Hoogeschool te Delft met ruim 120 000 dln. (zonder de dissertaties), de Handelshoogeschool te Rotterdam (1913) met 60 000 dln., de Landbouwhoogeschool te Wageningen (1873) met 200 000 dln. Verder zijn van de wetensch. bibliotheken in Nederland nog te vermelden: te Deventer de Athenaeumbibliotheek (60 000 dln.), te Den Haag de b. van het Vredespaleis (100 000 dln.) en die van het Museum Meermanno-Westreenianum (30 000 dln.), te Haarlem de b. van Teyler’s Stichting (80 000 dln.) en de Stadsbibliotheek (90 000 dln.), te Leeuwarden de Prov. bibliotheek (120 000 dln.), evenals die te Middelburg (80 000 dln.) en te Rotterdam de Stedelijke bibliotheek en leeszalen (210 820 dln.).

In Nederlandsch-Indië is de grootste b. die van het Kon. Bataviaasch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen (100 000 dln., 4 500 hss.), waarvan de b. der Rechtshoogeschool een onderdeel vormt. Verder zij de b. der Technische Hoogeschool te Bandoeng vermeld.

II.Organisatie. Dat de bibliotheken, wier groei in aantal en omvang in de laatste halve eeuw nog nauwelijks gelijken tred gehouden heeft met het verhoogde gebruik, dat daarvan wordt gemaakt, om een tot in details doorgevoerde organisatie vragen, spreekt vanzelf. Deze organisatie betreft zoowel de regeling van den inwendigen dienst eener enkele b. als die van het verkeer en de verhouding der bibliotheken onderling. De bezoekers eener b. moeten daar de boeken vinden, die ze er verwachten kunnen, zoodat de aanschaffing met de meeste zorg moet plaats hebben. Verder moeten die boeken gemakkelijk te vinden zijn met behulp van alphabetische en systematische catalogi (→ Catalogus) en dienen ze bij aanvraag spoedig ter beschikking te staan. Ten slotte leenen de bibliotheken in vele gevallen haar boeken ook aan de gebruikers uit, wat een uitgebreide administratie noodig maakt.

Dikwijls zullen ook andere bibliotheken met haar boekenbezit te hulp moeten komen. Zoo heeft het leenverkeer tusschen de bibliotheken onderling in ons land, dat volgens vaste regels plaats heeft, een zeer groote uitbreiding genomen. Bevorderd wordt het door de aanwezigheid van een Centralen Catalogus in de Koninklijke Bibliotheek, waarin het boekenbezit van de grootste openbare bibliotheken en van vele kleinere in Nederland is opgenomen. Op gelijke wijze kunnen zelfs van buitenlandsche bibliotheken dikwijls boeken in leen worden verkregen. Dit geschiedt echter slechts in beperkte mate, aangezien de organisatie van het bibliotheekwezen in de meeste landen aanmerkelijk van de onze verschilt. Op dit punt komt de bibliotheekorganisatie in Duitschland het meest met de onze overeen.

Daar is het onderling leenverkeer der wetenschappelijke bibliotheken sinds 1924 nauwkeurig geregeld („Der Deutsche Leihverkehr”), terwijl het aan de Pruisische Staatsbibliotheek verbondene „Auskunftsbureau der Deutschen Bibliotheken” nagaat in welke Duitsche, ja dikwijls zelfs buitenlandsche bibliotheek een boek voorhanden is. Als hulpmiddel daarbij heeft dit bureau o.a. den „Gesamtkatalog der Preussischen wissenschaftlichen Bibliotheken”, die sinds een jaar in druk verschijnt. Daartegenover leenen de bibliotheken in Frankrijk niet uit, tenzij in sommige gevallen door bemiddeling van een daartoe ingestelden dienst aan de Bibliothèque Nationale. Ook in Engeland kende men tot voor weinige jaren de uitleening niet.

Daarin is echter verandering gekomen door de werkzaamheid van de National Central Library, een particuliere instelling, die echter staatssubsidie ontvangt voor haar Information Department, dat omtrent de in Engelsche bibliotheken aanwezige boeken inlichtingen verschaft. In een aantal landen bestaan voor de voorbereiding van organisatorische maatregelen officieele lichamen; in Nederland is dat de sinds 1922 bestaande Rijkscommissie van advies inzake het bibliotheekwezen. Het internationaal overleg wordt bevorderd door periodieke internationale bibliotheekcongressen.

Lit.: Minerva, Jahrbuch der gelehrten Welt (jg. 31, 1933, afd. I; 2 dln. Berlijn 1933); Index generalis. The year-book of the universities, libraries, etc. (Parijs 1933); Ned. Bibliotheekgids (1931); Minerva-Handbücher (afd.

I, Die Bibliotheken; verschenen: I, Deutsches Reich, Berlijn 1929 ; II, Oesterreich, Berlijn 1932); The year’s work in librarianship (Londen 1929 vlg.); Internat. Bibliographie des Buchund Bibliothekswesens (Leipzig 1928 vlg.); A. Graesel, Handbuch der Bibliothekslehre (Leipzig 1902); E. Morel, Bibliothèques. Développement des bibliothèques publiques et de la librairie (2 dln, Parijs 1908—’09); J. W. Clark, The care of books (Cambridge 1909); V. Gardthausen, Handbuch der wissenschaftlichen Bibliothekskunde (2 dln. Leipzig 1920); A. Hessel, Geschichte der Bibliotheken (Göttingen 1925); Haandbog i Bibliotekskundskab (2 dln. Kopenhagen) Handbuch der Bibliothekswissenschaft (I Leipzig 1931); Zentralblatt für Bibliothekswesen (Leipzig 1884 vlg.); Revue des bibliothèques (Parijs 1891 vlg.); The Library (Londen 1899 vlg.); The Library Association Record (Londen 1898 vlg.); The Library Quarterly (Chicago 1931 vlg.); The Library Journal (New York 1876 vlg.); Het Boek (1912 vlg.); Bibliotheekleven (1916 vlg.).

Brummel.