Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Bewolking

betekenis & definitie

Bewolking - ontstaat, doordat de uit den oceaan opstijgende waterdamp in de hooge lagen der atmospheer afkoelt en condenseert. De zonnestralen kunnen daardoor moeilijker tot de aarde doordringen en geven minder licht, warmte en ook minder ultraviolette stralen aan de aarde af; terwijl omgekeerd de uitstraling van de aarde naar het uitspansel eveneens vermindert.

Lichaam en geest worden door langdurige b. onaangenaam beïnvloed.

Droog.

De graad der bewolking wordt uitgedrukt volgens een schaal van 0 tot 10:0 = wolkenloos, 1 = hemel over 1/10 bewolkt, 2 = 2/10 bewolkt enz., 10 geheel bewolkt. De graad der b. wordt meestal door schatting vastgesteld. De b. is gemiddeld minimaal des avonds. Zij is maximaal bij zonsopgang, wanneer laagwolken heerschen, en in de eerste uren van den namiddag, wanneer stapelwolken gevormd worden. De b. is in het algemeen geringer bij nacht dan bij dag, en des winters geringer dan des zomers. De gemiddelde verdeeling der b. over de aarde vormt vijf ➝ aardgordels:

1° een aequatoriale gordel van zware b., met maximum over de oceanen;
2° en 3° twee subtropicale gordels, een Noordelijke en een Zuidelijke van geringe b., met minimum over de vastelanden;
4° en 5° twee gordels, resp. op 60° N. en 60° Z. van zware bewolking, met maximum over de oceanen en de kustlanden. Zware b. ontstaat bij maritieme luchtstroomen, inzonderheid bij opstijgende in de gebieden van lagen druk. Geringe b. komt voor bij continentale luchtstroomen, inz. bij dalende in de gebieden van hoogen druk. De verdeeling der b. wordt door isonephen, d.w.z. lijnen van gelijken graad der b., op kaarten verbeeld.
V. d. Broeck.