Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 01-04-2019

Bank of england

betekenis & definitie

Bank of england - (Bank van Enge l a n d), Engelsche circulatiebank, opgericht in 1694. In 1844 kreeg de bank bij de Peel-act haar tegenwoordig karakter met twee afzonderlijk geadministreerde afdeelingen, nl. het Issue Department, dat zich bezig houdt met de uitgifte van bankbiljetten, en het Banking Department, dat de eigenlijke bankzaken verricht.

De uitgifte van bankbiljetten werd door deze wet zeer bemoeilijkt, doordat de ongedekte circulatie aan een maximum werd gebonden. Daarentegen verkreeg de bank voor alle andere bankzaken volkomen vrijheid en werd met name voor de deposito’s geen dekking voorgeschreven. Bij de Currency and Banknotes Act van 1928 werd bovengenoemd maximum verhoogd tot 260 millioen pond sterling en de regeering gemachtigd een verdere verhooging toe te staan. In Augustus 1931 maakte de regeering van die machtiging gebruik door verhooging van het contingent tot 275 millioen pond sterling. Kaag.