Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Baloedzjistan werd in 1887 een provincie. In 1901 stelde lord Curzon de Noord-Westgrens onder onmiddellijk bestuur. In 1907 was Indië voor het eerst op de Rijksconferentie vertegenwoordigd. In 1911 werd George V te Delhi als keizer gehuldigd.

betekenis & definitie

De Wereldoorlog toonde de betrouwbaarheid der bevolking: de Indische vorsten, zoowel Mohammedaan als Hindoe, verleenden medewerking, zelfs tegen Turkije. Om deze trouw te waardeeren ontwierp in 1917 Montagu een plan, om de Indiërs in de regeering te doen deelen en zelfbestuur te bevorderen, welk plan in de Government of India Act van Dec. 1919 verwerkt is.

Het luidt in hoofdzaak als volgt: de gouverneur-generaal wordt bijgestaan door een Uitvoerenden Raad (Executive Council) van twee of vier leden, waarvan de helft voorname Indiërs zijn. Deze Raad is belast met de „gereserveerde” zaken.

Hij wordt bijgestaan door enkele Indiërs, die door den G.G. uit den Wetgevenden Raad (Legislative Council) worden aangewezen. Gereserveerd zijn: hongersnood, landrente, justitie en politie.

De overige zaken worden overgedragen aan de gedeeltelijk gekozen Legislative Council; niet meer dan 30% wordt door de regeering benoemd. Aldus bestaat er een dyarchie, waarmee de Swaradjz-beweging (volkomen zelfbestuur) onder Gandi het niet eens is.

Behalve door boycot van Engelsche waren, door passief verzet, uit zij zich door non-cooperation (het weigeren om een regeeringsfunctie te aanvaarden). In 1927 riep Baldwin een commissie bijeen ter bestudeering der uitwerking van de India Act van 1919.

Haar rapport werd door het Nationaal Indisch Congres te Lahore in 1930 verworpen: men eischte onafhankelijkheid. Daarop riep de Britsche regeering een „Round Table”-conferentie (12 Nov. 1930 — 20 Jan. ’31) bijeen.

Slechts de gematigde Indische partijen en de Ind. vorsten waren er aanwezig. De voorstellen der Britsche regeering: verantwoordelijke regeering, met groote macht van den onderkoning over leger, buitenl. zaken en financiën, een verbond van Britsch-Indië met de onafhankelijke Indische vorsten, een vergelijk tusschen Hindoes en Mohammedanen, werden er besproken, maar wegens de vele groote moeilijkheden, aan deze vraagstukken verbonden, ging men onverrichter zake naar huis.In Dec. 1931 had een 2e conferentie plaats, waarbij ook Gandi aanwezig was, maar ook deze had geen merkbare resultaten. Een 3e conferentie in Londen 1933 bracht het volgende ontwerp: Indië is een bondsstaat, bestaande uit de 11 Indische staten en de vazalstaten, die zich vrijwillig aansluiten. De afzonderlijke landen krijgen eigen vertegenwoordiging, de reserves vervallen. Het parlement van den bondsstaat bestaat uit een Hoogerhuis met 260 leden (100 door de aangesloten vorsten, 150 door de afzonderlijke vertegenwoordiging en 10 door de regeering te benoemen) en een Lagerhuis met 375 afgevaardigden, waarvan 125 door de vorsten worden benoemd en de anderen door de bevolking gekozen. Hoofd van de bondsregeering is de alg. stadhouder, die tegenover de zelfstandig gebleven vorsten de rechten van onderkoning behoudt. Over dit voorstel wordt nog in Engeland en Indië beraadslaagd.

Lit. : Lyall, Rise and expansion of the British dominion in India (1910); Woodward, The expansion of the british Empire (1931); Alf. Väth, Die Inder (1934).

Derks.