Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 21-03-2019

Assyriologie

betekenis & definitie

Assyriologie - in den wijden en gebruikelijken zin is de wetenschap van taal, geschied., cultuur en godsdienst, niet alleen van Babylon en Assyrië, maar ook van Soemerië. Het verschil van taal en ras maakt echter de Soemeriologie tot een aparte wetenschap, die van de Babylonisch-Assyrische evenwel niet te scheiden is. De A. ontleent haar materiaal, behalve aan de door opgravingen (zie onder) blootgelegde paleizen, straten, tempels, muren, graven, kunstvoorwerpen enz., op de eerste plaats aan een ontzaglijk aantal, op dezelfde wijze verkregen, geschreven documenten in Soemer. en Babyl.-Assyrisch (= Akkadisch) spijkerschrift. Naast de weinige chronologisch geordende kronieken, die (althans uit Babylon) tot ons zijn gekomen (o.a. de zgn. synchronistische geschiedenis van Babylon en Assoer, die het tijdperk van ca. 1400 tot ca. 800 omvat), zijn van het meeste belang de contemporaine koningsinschriften (regeeringsannalen, krijgsverhalen en zgn. pronkinschriften, waarin de koningen hun voornaamste daden opsommen).

Het daaruit gewonnen beeld wordt vervolledigd door jaartallen- en dynastieënlijsten, rechtskundige documenten en verdragen, allerhande contracten, schenkingsoorkonden, brieven, schooloefeningen, sagen, godsd. teksten e.a. De meeste dezer teksten zijn geschreven op kleitafeltjes, waarvan de bibliotheek van Assoerbanipal alleen er reeds meer dan 20 000 opleverde. De buiten Mesopot. gevonden documenten en kunstvoorwerpen zijn daarmee vergeleken weinig in aantal, soms echter van groot belang (bijv. brieven van Amama; stele van Sendsjirli). De Grieksche lit., waarvan vooral Herodotus vermelding verdient, is van geringe beteekenis, iets meer de resten van Berossos’ geschrift Babyloniaca, door Jos. Flavius en Eusebius bewaard, evenals voor de latere perioden de berichten der H. Schrift.

Reisbeschrijvingen van Mesopotamië zijn ons bekend vanaf de 12e eeuw. In do 18e eeuw wordt de belangstelling levendiger. Daarop volgden in de 19e eeuw de eerste systematische, vooral topographische onderzoekingen (o.a. van Rich, Porter, Keppel, Schulz, Rawlinson, Ross en vooral van Layard en Chesney). De opgravingen begonnen met E. Botta(l842—’44) in Ninive en Choersabad, en met Layard (1845—’47; 1849—’50) in Ninive, Kalchoe (Kalach), Assoer o.a., weldra door talrijke andere gevolgd (vermeld onder vsch. stedennamen). Een ong. volledig overzicht tot 1930 geeft E. Unger in Reallex. f. Assyr. (I, 317 vlg.) en L. Speleers (zie literatuur). Sinds 1920 wordt vooral gegraven in Zuid-Mesopotamië, waar de oudste (Soemer.) cultuur wordt blootgelegd (Eridoe, TellOebaid, Oer, Kisj e.a.). Voor de topographie maakte zich in den nieuweren tijd vooral E. Herzfeld verdienstelijk.

De grondslag voor de ontcijfering der documenten werd gelegd door Carsten Niebuhr(1761—’67), die van de inschriften der Perzische koningen in Persepolis de eerste goede copieën bezorgde. Grotefend las in deze in drie soorten spijkerschrift gestelde inschriften het eerst de namen der Achemenidische koningen (1802). Hem volgden Bumouf, Larsen en vooral Rawlinson, wien de lezing der Perz. inschriften van Behistoen gelukte (1847), waardoor vanaf 1849 ook het Babyl.Assyrische spijkerschrift door Rawlinson, de Saulcy, Hincks en Oppert werd ontraadseld. Met Eb.

Schrader (1872 vlg.) en Friedr. Delitzsch (1874 vlg.) kwam de A. in Duitschland tot aanzien. In de laatste 10 jaar trekt vooral de Soemer. en de oudere Babyl.Assyrische periode de aandacht.

Lit. De voorn. werken voor alle onderdeelen der A. vindt men aangegeven en verwerkt in het standaardwerk van A. Meyer, Gesch. des Altertums (laatste uitg. 1925 vlg. ; Nachtrag zu I Stuttgart en Berlijn 1931); Uitgebreid er en meer critisch thans ook in het Reallex. für A., waarvan 1 dl. is verschenen (Berlijn 1932). Vgl. ook Fossey, Manuel d’Assyriologie, waarvan 2 deelen verschenen (Parijs 1901, 1926). — Voor gesch. der A.: Sir E. Wallis Budge, The Rise and Progress of Assyriology (Londen 1925).

Voor kunst, archeol. en opgravingen : P. S. Handcock, Mesopotamian Archaeology (Londen 1912); Br. Meissner, Grundzüge der bab. u. assyr. Plastik, in : Der Alte Oriënt (XV 1—4, 1914—’15); E. Unger, Uber das Wesen der altmesop. Kunst, in : Altorient.

Texte u. Unters. (II 2—3, 1921); G. Contenau, Manuel d’Arch. Oriëntale (3dln. Parijs 1927—'31); L. Speleers, Les fouilles en Asio Antér. a partir de 1843 (Luik 1928, overzicht en lit.). Zie verder onder verschillende steden namen van Assyrië en Babylonië.

Bab.-Assyr. lit.: Ch. F. Jean, La Litt. des Babyloniens et des Assyriens (Parijs 1924); Br. Meissner, Die bab.assyr. Literatur (Potsdam 1927).

Bab.-Assyr. godsdienst: M. Jastrow, Die Religion Babyloniens u. Assyriens (Giessen 1905—’12); P. Dhorme, La religion assyro-bab. (Parijs 1910); A. Deimel, Pantheon Babylonicum (Rome 1914); G. Furlani, La religione babilonese e assira (2 dln. Bologna 1928—’29).

Bab.-Assyr. cultuur in het algemeen: M. Jastrow, The Civilization of Babylonia and Assyria (Philadelphia 1915); G. Furlani, La civiltà babilonese e assira (Rome 1923); Br. Meissner, Babylonien u. Assyrien (2 dln. Heidelberg 1920—’25). Verder zie Assoer (land), zie Babylonië. Simons.