Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Apollo

betekenis & definitie

Apollo - Gr. god. Zoon van Zeus en Leto. Leto, door de haar vijandige Hera opgejaagd, kon nergens een rustplaats vinden. Alleen het kleine eiland Delos nam haar op.

Daar bracht zij een tweeling ter wereld: Apollo en Artemis Het tot dan toe drijvende eiland lag daarna vast, en werd met Delphi brandpunt van Apollocultus. De zevende dag der maand, A.s. geboortedag, bleef hem heilig. Aanstonds na zijn geboorte verlangde A. boog en citer. Hij versloeg te Delphi den draak Pytho en veroverde het orakel. zie Delphi, Pythische spelen. In de wintermaanden vertoefde A. onder de Hyperboreeërs, in de lente kwam hij naar Delphi op zijn wagen, door zwanen getrokken. Ook op Delos erkende men A.’s afwezigheid in den winter, doch men nam aan, dat A. dan verbleef in Patara in Lycië. Ook op Delos vierde men zijn terugkeer. In twee Homerische hymnen: op den Delischen en op den Delphischen A., vindt men de voornaamste karaktertrekken van den god: de één, met Artemis verbonden, de ander een chthonische godheid.

A. was op de eerste plaats lichtgod. Vandaar zijn Homerische bijnaam: Phoebus, de lichtende. Als zoodanig werd hij met Helios (Gr.) of Sol (Lat.), de zon, vereenzelvigd. Doch hij is niet alleen lichtgod; talrijk en uiteenloopend zijn A.’s functies. In het eerste boek van de Ilias is hij de verderfelijke, pestbrengende god. Vaak is A. de god der kudden, die het kwaad afweert. In KL. Azië was hij de „muizengod” (Sminthius), afgebeeld met een muis in de hand; of de sprinkhaangod (Parnopius; dus: afweerder van schadelijke dieren).

Vermoedelijk is A. oorspronkelijk niet een Gr. god, doch uit KL. Azië en Creta ingevoerd. Op verschillende plaatsen in Griekenland heeft hij daemonische goden vervangen, gelijk in Delphi den draak. In Sparta trad hij in plaats der goden Hyaeinthus en Carnus. zie Cameeën. Op Creta werd hij vereerd als dolfijn. Als dolfijn zou A. Cretensische zeevaarders vooruitgezwommen zijn naar Cirrha en Delphi. Door schippers werd hij evenals de Dioscuren in nood aangeroepen. A. had zegenende macht over veldvruchten: A. Thargelius.

De maand Thargelion (Mei/Juni) was hem gewijd. Van Delphi uit verbreidde zich de A.-cultus over Gr. land. Overal werden tempels gesticht, die Pythium genoemd werden. De Delphische A. was jacht- en weidegod, oorlogsgod, afweerder van booze invloeden, maar vooral de god van mantiek (voorspelling), en reiniging van moreele schuld; ook van volksverhuizing en kolonisatie. A. was de god der muziek en der schoone kunsten. Verscheidene mythen wijzen hierop. zie Pan, Midas, Marsyas. Hij is de Mousagetès, leider der Muzen. Hoewel A. gewoonlijk als een jongeling wordt voorgesteld, is Asclepius of Aesculapius zijn zoon.

Daar Hades zich beklaagde, dat deze hem zijn dooden ontstal, doodde Zeus Asclepius. A. doodde toen de Cyclopen. Daarvoor moest hij boeten: als balling op aarde hoedde hij de kudden van Admetus. Voor Laomedon, koning van Troje, bouwde hij met Poseidon de muren der stad. Laomedon wilde het bedongen loon niet betalen; Poseidon zond een monster om de stad te verwoesten. In den Trojaanschen oorlog stond A. aan de zijde der Trojanen.

Behalve de mythe van Daphne verhalen ook andere van A.’s liefde, zie Hyacinthus, Cassandra. Symbolen van Apollo: pijl en boog, lier en drievoet. Hem zijn gewijd: de laurier (Daphne); de wolf, waarvan de naam (Gr. lukos) aan het licht (lux, lucére, Lat.) deed denken ; zwaan; en de raaf, kraai, havik en gier, die op A. als doodsgod wijzen. De Romeinen namen A. van de Grieken over op het einde van den Koningstijd en wel van Cumae uit, naar aanleiding van een pestziekte te Rome. In 212 v. Chr. werden de jaarlijks terugkeerende Ludi Apollinares ingesteld. Augustus bevorderde den cultus van A. en stichtte op den Palatinus een tempel ter eere van A. Palatinus. Daar werden de Sibyllijnsche boeken bewaard. Ter eere van A. werden de Ludi saeculares gevierd, zie Carmen saeculare.

L"i t. :Roscher, Ausführliches Lexikon der Griechischen und Römischen Mythologie (I, 422 vlg. RoscherFurtwängler) ; Lübker, Reallexikon des klassischen Altertums (83 vlg.). Davids.

Voorstelling in de kunst. A. met denier komt reeds op Melische vazen der 7e eeuw voor: A., met twee nimfen op een wagen staande, ontmoet zijn zuster Artemis, die een hert bij de horens houdt. De zgn. naakte Apollo-beelden uit de 6e eeuw, die aan Egypt. voorbeelden herinneren(A. van Tenea, München) zijn veeleer geïdealiseerde jongens- en mannentypen, misschien standbeeldjes van overwinnaars bij de periodieke sportspelen in Griekenland. Van weinig later is de terracotta A. van Veji, waarsch. een acroterie van een Etruskischen tempel; A. stapt met rechterbeen vooruit, is in dun, veelgeplooid gewaad gekleed. Uit het begin der 5e eeuw dateert de machtige naakte A. van den Zeustempel te Olympia: als onbewogen rechter en toedeeler van het lot staat hij daar groot temidden der strijdende centauren en Lapithen.

Waarsch. in verband met den aan Calamis den Ouderen toegeschreven A. Alexikakos (= rampenverdrijver) staan de rustige, van moeitelooze macht getuigende naakte beelden, als de marmeren A. uit Kassel, en de uit den Tiber opgehaalde te Rome (Thermen-museum). Van een geheel bijzondere slankheid en harmonie getuigt de zgn. musiceerende A. te Pompeji (brons). Van de school van Phidias (midden 5e eeuw) is de aan Agoracritus toegeschreven A. Citharoedus (de lierspeler) uit München: de god is gehuld in een lang gewaad, de eng samengehouden chiton laat de armen vrij, in de linkerhand houdt hij de lier, in de rechter het plectrum. De A.-beelden der 4e eeuw getuigen van veel meer zwier en levendigheid; zoo de jongensachtige A. Sauroktonos (de hagedissendooder) van Praxiteies (copie in Vaticaan): met den linkerarm lichtelijk steunend op een boomstam, mikt hij met den rechter op een tegen den stam opkruipende hagedis; zoo de bekende A. van Belvédère, waarsch. een copie van een bronzen beeld van Leochares (Rome, Vaticaan): op den rug draagt A. een pijlkoker, in de linkerhand houdt hij waarsch. den boog(symbool derikracht), in de rechter een lauwerkrans (symbool van de reiniging en vergelding).

Als overwinnaar staat hij temidden van het strijdgewoel in den Gigantenstrijd op het Zeusaltaar van Pergamum. De attributen van A. zijn in hoofd zaak: lier, boog en pijlkoker, lauwerkrans op het hoofd of in de hand.

Knipping.