Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-02-2019

Amateur

betekenis & definitie

Amateur - (Lat. amare = beminnen), iemand die uit enkel liefhebberij, dus zonder de bedoeling daarmede inkomsten te verwerven, de sport beoefent. Het begrip werd omstreeks 1866 in Engeland vastgesteld; de Amateur-Athletiek-Club verklaarde, dat „een persoon niet als amateur beschouwd kan worden, als hij met (of tegen) een professional een wedstrijd om een willekeurigen prijs gehouden heeft; ook niet als hij onderricht geeft in sportoefeningen, anderen traint of op andere wijze behulpzaam is geweest, om daardoor in eigen onderhoud te voorzien: ook niet zij, die tegen loon of door aanstelling als werktuigkundige, handwerker of arbeider werkzaam geweest zijn” (Jubileumboek A.A.A. 1930). In het laatste toevoegsel komt de eigenlijke kastengeest tot uiting, die oorspronkelijk ook in Engeland bestond.

Volgens de bepalingen van Helsingfors 1930 (congres van het Intern. Olympisch Comité) is het echter toegestaan, dat amateurs vergoeding ontvangen voor werkelijk gemaakte reis- en verblijfkosten, terwijl ook aan sportbeoefenaren vergoeding voor loonderving mag worden gegeven. In vele sportkringen wordt ernaar gestreefd, het verschil tusschen amateurs en professionals op te heffen, daar deze onderscheiding aanleiding tot vele moeilijkheden geeft.