Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

ZONDAG

betekenis & definitie

is het feestelijk hoogtepunt (zie Feest) van de christelijke week. Formeel aansluitend bij de joodse geleding van de tijd in perioden van zeven dagen is hij naar inhoud een eigen christelijke instelling.

Reeds in apostolische tijd vinden wij de cultische en communautaire betekenis van „de eerste dag der week” de joodse naam wijst wel naar joods-christelijke oorsprong betuigd: de gemeente komt bijeen voor „het breken des broods” (Hand. 20 : 7. 11, verbonden met de preek; 1 Kor. 16 : 1 vv„ verbonden met collecte). De eigen christelijke benaming: dag des Heren (vandaar: Dominica, Dimanche enz.) wordt reeds in Openb. 1 : 10 vernoemd als dag, waarop de verheerlijkte Heer aan Johannes verschijnt en naar welks liturgische viering de hemelse liturgie in hfdst. 4-5 ongetwijfeld mede geschilderd wordt.Daarmee wordt ook reeds de eigen inhoud van deze wekelijks terugkerende feestdag gesuggerereerd: tegenover de „keizerlijke dagen” van de keizercultus staat de christelijke viering van de koningsheerlijkheid, waarin Jesus door zijn verrijzenis getreden is (vgl. Hand. 2 : 36) en waarmee Hij eens zal wederkeren (vgl. bijv. Luc. 19 :i2). De vreugde van de Zondag is dezelfde als de grondstemming van Pasen. De „achtste dag”, zoals de Zondag bij de Vaders vaak heet, wordt gekenmerkt door de jubel over de herschepping na de afsluiting der schepping en kondigt tegelijk reeds iets aan van de rust van de eindtijd. Pas vanaf de karolingische tijddreigt hij de eenheid van zijn object enigszins te gaan verliezen, doordat ook menswording, Geesteszending en uiteindelijk de Drieëenheid Gods als het samenvattende mysterie er in betrokken worden.

In de viering van de Eucharistie wordt de anamnese van de verlossende verrijzenis des Heren als sacramenteel mysterie in het nu verkondigend aan de Kerk voltrokken. Geheel de gemeente des Heren komt daartoe van plaats tot plaats bijeen. Aanvankelijk geschiedde dit, naar het schijnt, op de Zondagavond (Hand. 20 : 7W.; vgl. 1 Kor. 11; Jo. 20 : 19. 26; zie Avondmis); reeds vanaf de 2de eeuw vinden wij het op de vroege morgen (het uur der verrijzenis), vóórdat men aan het werk begon; sinds de 4de eeuw wordt het naar negen uur in de morgen verplaatst, doch begint men ook aan het beginsel te tornen dat allen aan de éne gemeenschappelijke dienst deelnemen. Nog altijd echter dringt het kerkrecht daarheen. Het kent voor alle Katholieken vanaf zeven jaar de verplichting (waarvan de eerste sporen in 313 blijken), om elke Zondag aan de viering der Eucharistie deel te nemen (voor de communie zie Paasplicht); het acht een Mis in een private kapel daartoe niet voldoende en handhaaft het ideaal van de deelname in eigen parochiekerk. De Zondag als rustdag begint eerst vanaf de tijd na de vervolgingen.

Aanvankelijk was er geen enkele concurrentie met de joodse rustdag, de Sabbat. Ofschoon de invloed van de synagogale Sabbatdienst op de gestalte van de eucharistie-viering reeds zeer snel begint (zie Comp. hfdst 6a) blijven Sabbat en Zondag (in sommige kerken nog meerdere eeuwen) naast elkaar bestaan en gelijkelijk onderhouden. Anderzijds verkondigt reeds Paulus aan de heidenchristenen van Kolosse hun principiële vrijheid tegenover de Sabbat (Kol. 2 : 7; vgl. Marc. 2 : 23W.), de herdenking van het oude Pasen (Deut. 5 :i5), en kent Ignatius de martelaar een scherpe tegenstelling tussen Sabbat houden en Zondagviering (Magn. 9:1). Doch pas keizer Constantijn maakt een begin met een zekere rust op de — intussen voor heiden (zie Week) en Christen — „venerabele dag van de Zon”. De eisen voor de viering der Eucharistie op een later uur en de Germaanse verbinding van feest en arbeidsrust ondersteunden deze tendenz, waardoor het motief van de Sabbatrust ook voor de christenheid - en soms op gevaarlijke wijze weer begint te werken.

Het huidige kerkrecht verbiedt met name de „slafelijke werken” (voor zover niet noodzakelijk). Hoofdcriterium voor wat daar onder valt is het verstoren van de openbare rust, welke de heilige en feestelijke bestemming van de Zondag ondersteunt. Het verbod staat dus in dienst van het „vrij-zijn voor God”, dat tegelijkertijd de ondergrond is van het vinden van menselijke rust na gedane arbeid. Dat onze tijd geneigd is om dit verbond tussen „Musze und Kult” door te snijden en de Zondag als vrije dag te opponeren aan de Zondag als dag Gods, is zorgwekkend. De „geboden feestdag” beschermt juist uiteindelijk het authentiek menselijke. Omgekeerd dient hij dan ook ten volle en van harte ruimte te laten aan de Zondag als „dag van de mens”, die bij onze moderne organisatie van de arbeid zo sterk behoefte heeft aan recreatie. Het cultiveren van de gezinsband (ofschoon niet in exclusieve zin) zal daarbij de zucht naar het surrogaat kunnen afremmen. j. w.

Zondagsheiliging en ontkerstening. Een Christen moet tegenwoordig Gods dag vieren in een samenleving, die niet meer berust op het erkennen van Gods openbaring en waarin voor velen de Zondag uitsluitend de rustdag is geworden. In landen, waar men tegen het Christendom is, kan men ook nog de Zondag tot werkdag maken, zodat de Christenen dan voor hetzelfde probleem komen te staan als gelovige joden voor het Sabbatvieren in een christelijk land. Hierbij treedt ook nog de complicatie op, dat de Zondagsrust voor Katholieken niet het negatieve karakter heeft, dat zij voor een puriteinse levensstijl in navolging van de joodse Sabbatrust bezit. Terwijl reizen, sportbeoefening, congresseren, enz. dus voor Katholieken als geoorloofd worden beschouwd, kan dit met zich meebrengen, dat ervoor anderen, die deze dingen mogelijk maken, van Zondagsrust weinig overblijft, en dat het verder heiligen van de Zondag practisch onmogelijk is. Men begint onder Katholieken dan ook reeds hierom te spreken over het probleem van de Zondagsrust.

Door de groeiende onkerkelijkheid en de toenemende secularisatie van het openbare leven zijn er steeds meer mensen, die alleen maar aan anderen gelegenheid willen bieden hun eigen opvattingen te volgen, maar overigens een sfeer scheppen, waarin Zondagsheiliging moeilijk wordt, vooral omdat men de eigen Zondagsrust steeds meer in actieve ontspanning zoekt. De Katholieken zullen deze consequentie van het democratische leven, die bij het probleem van de Zondagswet naar voren kwam, moeten aanvaarden en meer door persoonlijk optreden voor de noodzakelijke Zondagsheiliging moeten zorgen. c. p.