Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

URBANISATIE

betekenis & definitie

is het proces der opeenhoping van bevolking in de steeds toenemende steden, dat in Nederland eind 19de eeuw is ingezet. Aan de periode van een vrij gelijkmatige ruimtelijke spreiding der werkgelegenheidsobjecten kwam nl. een einde toen de uitvinding der stoommachine grote werkruimten eiste, die in verband met de toegenomen liberalisatie van de handel bij voorkeur gelegen zijn op plaatsen van waaruit een intensief verkeer met het buitenland mogelijk is (Rotterdam, Amsterdam) . Door de toeneming der verkeers- en vervoersmogelijkheden werden de ruimtelijke vestigingseisen later minder stringent, waardoor nieuwe werkcentra ook daar ontstonden, waar een ruime en goedkope arbeidsmarkt aanwezig was.

Stedenvorming moet dus gezien worden als een noodzakelijk gevolg der moderne industriële structuur. Wanneer de werkgelegenheid zich concentreert in groter bedrijfseenheden dan een eeuw geleden, concentreert zich noodzakelijkerwijs ook de woonbevolking in groter agglomeraten.

In vele gevallen leidt de vestiging van een bedrijf bovendien tot vestiging van andere, zgn. agglomeratieve bedrijven, waarbij nog komt het verzorgende apparaat. Wel bestudeert o.a. de planologie de mogelijkheid door spreiding der werkgelegenheidsobjecten de spreiding der woonbevolking te beïnvloeden; doch zulks zal in een democratische samenleving, waar in principe de vrijheid van vestiging gehandhaafd wordt, slechts in beperkte mate mogelijk zijn.Een van de eerste kenmerken der urbanisatie is uiteraard de sterk toegenomen migratie. Niet in Nederland, doch in landen als Frankrijk, België en Duitsland leidde de urbanisatie tot ontvolking van het platteland.

Een zeer gecompliceerd vraagstuk is dat van de gevolgen van de urbanisatie voor de geestelijke volksgezondheid: de vraag vooral of de urbanisatie de onkerkelijkheid en ongodsdienstigheid in de hand werkt. De feiten van de laatste eeuw schijnen het ongezonde geestelijke klimaat van de moderne grote stad op duidelijke wijze te illustreren: cijfers over criminaliteit, immoraliteit, onkerkelijkheid en onkerksheid zijn in het algemeen hoger naarmate de plaats, waar zij werden genoteerd, groter is. Ongetwijfeld zijn er in de stad een aantal factoren, die de geestelijke gerichtheid van de mens in de weg staan en voor een centrale plaats van het godsdienstige minder bevorderlijk zijn: streng-zakelijkelevenssfeer, commercialisering van het leven, massificering, individualisering van de mens. Anderzijds zijn de steden centra van cultuur en geestelijk leven en bieden zij grote mogelijkheden tot geestelijke verrijking en verdieping. Het is in dit verband vermeldenswaard, dat het godsdienstig réveil in een sterk ontkerstend land als Frankrijk van de stad uitgaat en daar zijn grootste élan vindt. De hypothese, welke men in de literatuur over dit vraagstuk veelvuldig aantreft, als zouden de volkomen planloosheid van het urbanisatieproces in de vorige eeuw en de totaal onvoorbereide trek van de velen, die zich uit het sociaal sterk gecontroleerde platteland naar de nieuwe centra begaven, het verval van het zedelijk-godsdienstig leven sterk in de hand hebben gewerkt, is zeer aantrekkelijk.

Het bovenstaande illustreert, dat het grotestadsprobleem een zielzorgprobleem van de eerste orde is. De verzwakking van de gezinsfuncties, de veelheid der sociale rollen van de moderne stedeling, de verzwakking ook van de territoriale bindingen in wijk en buurt bemoeilijken de greep van de Kerk op de mens. Factoren van externe aard, zoals bovengenoemd, onttrekken het godsdienstig-geestelijke aan de aandacht van de stedeling. Door godsdienstsociologische studies en door vele experimenten op het gebied der aangepaste zielzorg toont de Kerk zich van de ernst van de problemen bewust, w. K.