Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

SABBAT

betekenis & definitie

(Hebr.: sjabbath, dag, waarop men zich van werk onthoudt) is de zevende dag van de week, die door het Jodendom als rustdag wordt gevierd in gehoorzaamheid aan het 3de gebod, dat in Ex. 20 : 8-11 en Deut. 5 : 12-15 te vinden is. De motivering is in de twee versies van de Tien geboden verschillend.

Over de oorsprong van de sabbat bestaan verschillende theorieën: sommigen denken aan de rustdag der woestijnsmeden, de Kenieten, wegens het verbod om op sabbat vuur te ontsteken; anderen herinneren aan de „sjabattu” der Babyloniërs, een dag, waarop onheil dreigde, dat door offers en riten bezworen moest worden.De sabbat valt in op de Vrijdagavond met zonsondergang en duurt tot de Zaterdagavond. Terwijl de dag oorspronkelijk gewijd was aan rust, vreugde en godsdienstige meditatie, kwam meer en meer de nadruk te liggen op de volstrekte onthouding van alle arbeid, ook als deze geen opzettelijke inspanning, gericht op een buiten zichzelf gelegen doel, was. Van Jesus wordt verteld, dat hij volgens zijn gewoonte op sabbat de synagoge bezocht. De oudste christelijke gemeente heeft op joodse wijze de sabbat gevierd, ook al wist men met Paulus, dat feestdagen, nieuwemaansdagen en sabbatten slechts waren ,,een schaduw van hetgeen komen moest” (Kol. 2 : 16 v.). Langzamerhand werd hier echter de sabbat verdrongen door de Zondag, de dag van de opstanding des Heren, die vele trekken van de sabbat overnam. (zie ook Joodse feesten). M.

A. B.