is een Grieks woord, dat niet -wijst op een vooraf-zeggen (voorspellen) doch op een uitspreken van wat door een ander (de godheid) werd ingegeven. Het vertaalt in het algemeen het Hebreeuwse „nabi”, van onzekere etymologie doch naar spraakgebruik in dezelfde richting wijzend (vgl.
Ex. 7:1). Het nebi’isme, dat we —vooral sinds Samuel — in Israël ontmoeten, wordt gekenmerkt door sterke extatische trekken, door een gemeenschapsvorming (onder leiding van een „vader” vgl. de uitdrukking „profetenzonen”), door nauw verband met cultus en heiligdommen enerzijds, met koning en hof anderzijds (vgl. bijv. 1 Sam. 10 : 5-12).
Er is onmiskenbaar verwantschap met allerlei figuren uit het Oude Oosten alsook met bijv. moderne derwischen. Tegelijkertijd zien wij hen echter altijd optreden als voorvechters van de Israelietische tradities, wat reeds waarschuwt tegen theorieën, die hen willen verklaren als een binnendringen van bijv.
Kanaänietische elementen in de godsdienst van Israël.Reeds Samuel wordt in zijn profetische activiteit anders getekend (ook onder een andere naam: „ziener”, 1 Sam. 9:9). Ook Elias en Eliseüs steken uit boven de kring der beroepsprofeten, welke zij leiden. De Schrift profeten (d.w.z. van wie wij uitspraken op schrift hebben; sinds de 8ste eeuw v. Chr.) behoren bij uitstek tot die vorm van profetisme, die aan Israël eigen is en die door zijn behoudende, zuiverende en hervormende activiteit tot het dragende element van het Jahwisme werd. Naar de omvang der geschriften, welke wij over hen bezitten, is men gewend hier te onderscheiden tussen de „grote profeten” (Isaias, Jeremias, Ezechiël; in de Griekse bijbel ook Daniël) en het boek der 12 „kleine profeten” (zie Osee, Joel, Amos, Abdias, Jonas, Micheas, Nahum, Habakuk, Sophonias, Aggeüs, Zacharias en Malachias). Een karakteristiek, welke én het verschil én de overeenkomst met de eerstgenoemde vorm van nebi’isme zuiver weergeeft, is moeilijk op formule te brengen, evenals de analoge vraag van hun onderscheid met de „leugenprofeten”.
Er zijn tendenzen en excessen naar beide zijden. Het beroepsmatige wijkt voor de persoonlijke roeping (vgl. Amos 7 : 14 v.). De extase treedt wat terug zonder echter te verdwijnen (meerdere symbolische handelingen, welke een kenmerkend element vormen van de klassieke profetie, hangen met extatische toestanden samen). Mogelijk staat hiermee in verband, dat de terminologie rond de inspirerende Geest van Jahweh een tijdlang verdwijnt, terwijl het woord Gods, dat hun geschonken wordt, sterk naar voren treedt. De oppositie tussen profeet en cultus was een bekend thema van protestantse en vrijzinnige exegeten doch werd — met name door Scandinavische onderzoekingen sterk gereduceerd (vgl. het verband tussen profeet, psalmist en zanger).
Beslissend is echter een eigen zendingsbewustzijn vanuit een geheel uitzonderlijk omgaan en ervaren van de werkelijkheid Gods en daaruit voortvloeiend een inhoud van hun boodschap, welke hen uitlicht boven hun omgeving en boven formeel verwante godsdienstige verschijningsvormen elders. Gods openbaring kiest hier zelf zijn organen.
De profeten verkondigen — ieder met eigen accenten het oordeel Gods over de geschiedenis, welke juist daardoor voor het eerst tot geschiedenis werd: een planmatig geheel, waarbinnen reliëf verschijnt en dat door een perspectief tot een eenheid wordt gebonden (zie literaire genres). Ook vóór de ballingschap weet de echte profetie van heil voor Israël, terwijl zij tegelijk herkenbaar is aan haar verzet tegen elke automatische garantie in tempel, uit-verkiezing enz. Én de wijze, waarop de profeten het contemporaine gebeuren duiden én het eschatologisch en messiaans perspectief, dat zij openen (zie Eschatologie; Messias) maken hun boodschap ook voor ons nog steeds geldend. Een juiste exegese vraagt echter, dat men ook de vollere woordzin en de diepere zaakzin (de sensus plenior en de typologie, zie Bijbel, 5) weet op te bouwen vanuit de door de profeet zelf en direct bedoelde betekenis. Dit vraagt behalve kennis van de tijd, waarin zij schreven, ook oog voor de karakteristieke kenmerken van hun genre. Het gebrek aan perspectief, dat hun blik in de toekomst vertoont, onderscheidt hen enerzijds van alle waarzeggerij, welke menselijke nieuwsgierigheid bevredigen wil, doch maakt het anderzijds voor ons niet gemakkelijker om wat in één tableau geschouwd wordt op de juiste wijze te ordenen (zie bijv. Joël). Ook de vraag naar de mate, waarin wij de meer materiële toekomstvisies spiritueel moeten begrijpen, roept nog altijd discussies op.
De profeten waren meer predikers dan schrijvers. De Scandinavische school benadrukt dit tot in het extreme toe. Zeker zijn echter de profetische boeken, zoals wij die bezitten, niet door de profeten zelf samengesteld en moet men vaak rekening houden met een stadium van mondelinge overlevering binnen de kring van leerlingen, wat een actualiseren en uitbreiden van de oorspronkelijke boodschap met zich mee kan brengen (zie bijv. lsaias). Vandaar de aandacht, welke op het ogenblik gegeven wordt aan een traditie-historische aanpak van de inhoud der profetische boeken en het — soms overdreven — discrediet van literair-critische methoden van behandeling.
Na de 5de eeuw houdt het verschijnsel der profetie in Israël op om vlak voor Jesus’ optreden te herleven (Johannes de Doper, en de verdere figuren in Luc. i en 2). Jesus zelf trad op als profeet (vgl. bijv. Luc. 4 : 24) en was toch — zoals in de aanvang reeds Moses eigenlijk meer dan een profeet. Karakteristiek voor zijn zendingsbewustzijn is het ontbreken van elk roepingsverhaal. Hij heet de profeet (Jo. 6 : 14; 7 : 40), omdat Hij de Zoon is, in wie de definitieve openbaring Gods tot ons komt (Hebr. 1 : 1i vv.). Hij ontvangt geen woorden Gods doch is vanaf den beginne het Woord . Met de uitstorting des Geestes gaat in de oerkerk een herleving van het profetisme gepaard (Hand. 2; vgl.
Joël 3; Num. 11 : 16 vv). Dit wordt tot een bepaalde groep van charismatici, welke een belangrijke leidende functie in de jonge Kerk hadden (vgl. Hand. 13 : 1 vv; 1 Kor. 14; Eph. 4 : 11). Zowel binnen als buiten de hiërarchie speelt het profetisch element nog altijd een grote rol in het werk, dat de Geest in de Kerk wekt. j. w.