Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

PERIODIEKE ONTHOUDING

betekenis & definitie

is het zich onthouden van geslachtelijk verkeer gedurende de periodiek terugkerende dagen, waarop de vrouw vruchtbaar is, terwijl in de overige dagen de huwelijksomgang niet vermeden wordt. Deze handelwijze berust op in 1930 gepubliceerde en door latere onderzoekingen vervolmaakte theorieën van de Oostenrijker Knaus en de Japanner Ogino.

Men stelde vast dat de vrouw alleen vruchtbaar is omstreeks de tijd van de periodiek terugkerende ovulatie of uitstoting van een ei uit de follikel van de eierstok. Normaal ligt deze tijd volgens Ogino van de 19de tot de 12de dag vóór iedere menstruatie.

De toepassing van de periodieke onthouding vereist de kennis van de eigen „cyclusvorm” van de betreffende vrouw, d.w.z. de variatiegrenzen waarbinnen de afstand tussen begindagen van menstruaties, in dagen uitgedrukt, in normale omstandigheden schommelt. Eerst door deze kennis is men in staat de variatiemogelij kheden van de vruchtbaarheid te berekenen.

In de laatste tijd maakt men hierbij ook gebruik van de aanwijzing die gelegen is in de schommelingen in de dagelijkse ochtendtemperatuur of basaaltemperatuur van de vrouw.Wat de zedelijke beoordeling van de periodieke onthouding betreft, moet allereerst worden opgemerkt, dat een huwelijk ongeldig is wanneer een van de huwenden de bedoeling heeft het huwelijksrecht zelf te beperken tot de periode van onvruchtbaarheid. Men sluit slechts een huwelijk wanneer elk der echtgenoten de ander een blijvend en ononderbroken recht op de huwelijksomgang geeft. Betreft de beperking echter niet het recht, doch alleen het gebruik er van, dan staat zij de geldigheid niet in de weg. Maar zij is daarom nog niet zonder bijzondere redenen geoorloofd. Wel moet de periodieke onthouding anders worden beoordeeld dan de opzettelijk onvruchtbaarmakende ingreep op de huwelijksdaad zelf. Zij is immers niet uiteraard een inbreuk op de eerste gerichtheid van de daad door deze zelf te verminken en aldus van haar natuurlijke kracht te beroven.

Omdat zij de daad zelf onaangetast laat, kan het verkeerde er van alleen gelegen zijn in een tekortkoming aan de plicht te zorgen voor de verwerkelijking van het eerste huwelijksdoel, de voortplanting, of in een onverantwoord veroorzaken van nadelige gevolgen. Wat het eerste punt betreft merkt paus Pius XII in een toespraak van 29 Oct. 1951 (Kath. Archief kk. 947-948) op dat de natuur en de Schepper de echtgenoten, die van hun recht gebruik maken door de eigen daad van hun staat, dc taak opleggen te voorzien in de instandhouding van het menselijk geslacht. Daarom zondigt men tegen de zin van het echtelijk leven, wanneer men voortdurend van dit recht gebruik maakt en zich tegelijk altijd weloverwogen zonder ernstige reden onttrekt aan zijn eerste plicht. Doch ernstige medische, eugenetische, economische of maatschappelijke redenen kunnen de periodieke onthouding tijdelijk en in sommige gevallen zelfs blijvend geoorloofd maken. Zij moeten dan echter zo ernstig zijn dat ze tegen de feitelijke nadelige gevolgen er van opwegen.

Behalve de onvruchtbaarheid kan de periodieke onthouding immers ook psychische nadelen en moeilijkheden voor de kuisheid, de echtelijke trouw en de ontplooiing der echtelijke liefde meebrengen. Zij behoort daarom voort te komen uit echtelijke liefde en oprechte zorg voor de waarden van gezin en huwelijk. Is dit het geval, dan kan ook deze onthouding een christelijke matiging betekenen die het huwelijk geestelijker maakt. A. V. R.