Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

PARADIJS

betekenis & definitie

is de gebruikelijke naam van het lustoord waar het eerste mensenpaar vóór de zondeval verbleef. Van huis uit een Perzisch woord voor de parkaanleg in de koninklijke domeinen, dient paradijs in de Griekse en daarna in de Latijnse Bijbel als vertaling van het woord „tuin” in het paradijsverhaal (Gen. 2 en 3).

Tevens vatten beide vertalingen „Eden” niet als eigennaam op, maar als een soortnaam in de betekenis van „lust”, zodat zij de uitdrukking „tuin in Eden” weergeven door „lustparadijs”. Misschien is Eden inderdaad een kunstmatige naam zoals ons „luilekkerland”, misschien doelt de auteur op een „oostwaarts” werkelijk bestaande streek, zoals bij Isaias (37 : 12) Eden geïdentificeerd moet worden met het Assyrische BitAdini.

In ieder geval heeft deze pseudo- of echte geografie de bedoeling om de paradijsvoorstelling te „ontmythologiseren”: het verhaal maakt er geen „godentuin” van zoals Ezechiël (28 : 13), geen „hemels paradijs” zoals het na-bijbels Jodendom en ook het N.T., maar welbewust een „aards paradijs”, gemaakt na en ten bate van de mens. Dat wil niet zeggen, dat het paradijs in feite ergens op aarde gelegen heeft.

De auteur gebruikt namelijk het populaire paradijsthema om te leren, dat de mens, naar Gods plan, ver boven de eisen van zijn natuur uit bevoorrecht had moeten zijn.Het paradijsverhaal peilt diep in het probleem van het kwaad. Het Godsgeloof, dat door de openbaring van Jahweh in zijn verlossingsdaden aan Israël is gevormd, laat niet toe aan te nemen, dat deze rampzalige wereld zó uit Gods hand is voortgekomen. God heeft de wereld en de mens anders bedoeld dan ze nu zijn. Pas door de zonde, waarvoor niet God maar de mens zelf en de duivel aansprakelijk zijn, werden de mens en de aarde zoals ze nu zijn. Zo leren Israël en iedere latere lezer, dat gehoorzaamheid aan Gods wet nog steeds de weg naar het leven, doch zonde de weg naar de dood is.

De auteur spreekt niet over de tuin, omdat hij mededelingen heeft te doen aangaande de toenmalige flora en fauna, maar omdat hij deze leer aanschouwelijk wil maken. Buiten de tuin wordt de mens geschapen als een van nature sterfelijk wezen, uit.

aarde gevormd en bestemd tot aarde terug te keren. Maar de Schepper plaatst hem over naar de tuin waar hij, in tegenstelling met nu, in harmonie leeft met de hogere en lagere wereld en gevrijwaard is van lijden en dood. Deze bevoorrechting ligt vóór alles op menselijk en religieus niveau, maar om haar tastbaar te maken projecteert het verhaal ’s mensen ongereptheid en Godverbondenheid in heel zijn milieu: een wondertuin zonder hitte of koude, zonder distels en doornen, waar geen bloed vergoten wordt en dus ook de roofdieren tam zijn en evenals de mens zelf van de spontane producten der aarde leven. Zo illustreren ook de profeten de zondeloosheid van de messiaanse tijd.

De paradijszonde is een zonde van de ergste soort en wil de oerhouding typeren welke aan de zonde als zodanig ten grondslag ligt, maar ze wordt geconcretiseerd in een daad die aangepast is aan de eenmaal gekozen symboliek. Zo verliest de mens zijn voorrechten en wordt hij zoals hij nu is of, in beeld, hij wordt uit de tuin verdreven en de weg naar de levensboom wordt versperd. God laat de mens echter niet in de steek. Al zal deze de gevolgen der zonde moeten dragen, een uiteindelijke overwinning van het kwaad wordt hem in het vooruitzicht gesteld (Proto-Evangelie: Gen. 3 : 15). H. R.