Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

OLIE

betekenis & definitie

wordt in de liturgie bij tal van zalvingen aangewend; als materie dient de olijfolie, in geheel het gebied der Middellandse Zee gebruikt bij de bereiding van het voedsel, en vroeger ook als medicijn en ter verlichting. De oude kerkelijke eredienst kende geen andere rituele zalvingen dan die bij de initiatie en de voorbede voor de zieken.

De zalving der zieken (Laatste Oliesel) gaat terug op de raadgevingen aan het slot van de Jacobusbrief (5 : 14-15). Aan het laat-antieke gebruik (sterkende zalving vóór het gevecht) zal de symbolische zalving bij de afz%vering voor het doopsel zijn ontleend.

Door de zalvingen na het doopsel, in de Romeinse ritus die welke onmiddellijk op de doophandeling volgt en die bij het vormsel, wordt de heiliging door de Heilige Geest betekend; zij gaan terug op oudtestamentische voorbeelden en in het algemeen op de beschouwing van Christus, de Gezalfde (vgl. de allusie op Ps. 44 : 8 in het gebed van de Chrismawijding), met wiens Geest de gedoopte wordt bekleed. Reeds in Hippolytus’ Apostolische Overlevering (ca. 215) worden de drie gezegende oliën duidelijk onderscheiden: de olie der zieken, de olie der geloofsleerlingen en de olie der heiliging, in later tijd algemeen Heilig Chrisma genoemd.

Vooral het Chrisma heeft in de Kerk steeds als een bij uitstek heilig teken gegolden. Bij de plechtige wijding ervan, welke evenals die der andere oliën door de bisschop op Witte Donderdag wordt verricht, wordt de olijfolie met balsem vermengd, juist zoals de zalfolie voor de wijding van Aaron werd toebereid (Ex. 30 : 22-33).

Reeds vroegtijdig bestond het gebruik, bij de wijding van het doopwater een weinig Chrisma daaraan toe te voegen, eveneens als een teken van de vruchtbare kracht van de Geest.Sinds de 7de eeuw zijn in de Kerken van het Westen, aanvankelijk echter niet in Rome, ook andere rituele zalvingen ingevoerd, zowel met olie der geloofsleerlingen als met Chrisma: bij de wijdingen van bisschoppen en priesters (in Angelsaksisch milieu een tijdlang zelfs bij de wijding van diakens), bij de verheffing van koningen en keizers, bij kerk- en altaarwijding, bij de zegening van het liturgisch vaatwerk voor de eucharistie en bij de zegening der kerkklokken. Op den duur zijn deze zalvingen ook in de Romeinse liturgie in zwang gekomen. Zij danken hun oorsprong aan een verheviging van symbolisch besef, waardoor de bijbelse voorbeelden zalving van Aaron, van de koningen, van de tabernakel en toebehoren feitelijk werden nagevolgd, en tevens aan een ongedifferentieerde eerbied voor de gezegende oliën, welke ertoe leidde, dat deze in het algemeen ten teken van heiliging werden aangewend.

Ter verlichting wordt olijfolie nog gebruikt in de lamp die volgens voorschrift altijd moet branden bij de plaats waar het Allerheiligste wordt bewaard, de zgn. Godslamp. c. A. B.