Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

NEDERLAND

betekenis & definitie

koninkrijk in West-Europa, telt (1955) 10,7 millioen inwoners (1947: 9,6 millioen), van wie (bij de volkstelling van 1947) 38,5 pct. R.K., 31,1 pct.

Hervormden, 9,7 pct. Gereformeerden, 3,7 pct. overige kerkelijke gezindten en 17 pct. zonder geloofsovertuiging.

Voor een oriëntatie op het terrein van politiek, sociale kwestie, vakbeweging, onderwijs en jeugdzorg.GODSDIENSTIG. De eerste ontmoeting met het Christendom vond in Nederland plaats via de Romeinse legers. Zo was Maastricht reeds in de 4de eeuw residentie van de bisschop van Tongeren (Servatius). In het Zuidelijk deel, beneden de grote rivieren, waren sinds de bekering van Clovis verschillende Frankische missionarissen vruchtbaar werkzaam (Amandus, Eligius, Lambertus), terwijl naar het sterk anti-Frankische Noorden (de Friezen) vanaf 690 Angelsaksische monniken uit Ierse kloosters kwamen; zo Willibrord en Bonifatius, die mede om het verzet der Friezen ook elders hun apostolische activiteit gingen ontplooien. De bisschopszetel van Utrecht, door Willibrord gesticht, behoorde tot aan de kerkelijke indeling van 1559 bij de kerkprovincie Keulen.

Na een in velerlei opzicht godsdienstige bloei in de Middeleeuwen groeide mede onder invloed van het bijbels humanisme rond de 16de eeuw een sterke drang naar hervorming der Kerk, die bij velen de bodem voor de Reformatie bereidde. Terwijl het Lutheranisme practisch geen aanhang vond (pas eind 16de eeuw vormt zich een vrij onaanzienlijke Evangelisch Lutherse Kerk), schoot als protestantse beweging het sectarisch Anabaptisme [zie Doopsgezinden) het eerst in Nederland wortel. Maar de grootste triomf vierde toch het Calvinisme, dat mede door gebruik van politieke machtsmiddelen van Nederland een belangrijk Calvinistisch bolwerk wist te maken. Door de politieke situatie konden de in 1559 door Paulus IV nieuw opgerichte bisdommen Haarlem, Middelburg, Deventer, Leeuwarden en Groningen, behorend tot de Utrechtse Kerkprovincie, niet functionneren als haarden van contra-reformatorische activiteit. De bisschoppen en vele priesters moesten vluchten, zodat onder dwang der plakkaten tweederde der Utrechtse kerkprovincie een gemakkelijke prooi van het protestantisme werd. Zo ontstond in de Republiek de „Hollandse Missie” (of „Hollandse Zending”), waarover de nuntius van Keulen het bestuur had, dat hij met apostolische volmacht in 1592 toevertrouwde aan de apostolische vicaris Sasbout Vosmeer.

De Utrechtse kerkprovincie was missieland geworden en de tijd der schuilkerken brak aan. De Generaliteitslanden, veroverd tussen 1621 en 1648, waren dank zij de opbouwende invloed der Contrareformatie niet vatbaar voor de reformatorische werfkracht, die ook daar onder zware druk werd beoefend. De nieuw opgerichte bisdommen (1559) Den Bosch en Roermond behoorden tot het aartsbisdom Mechelen. Het bisdom Den Bosch moest echter in 1662 noodgedwongen in een apostolisch vicariaat worden omgezet. In de Republiek der Verenigde Nederlanden bleven na de vrede van Munster tot aan de Franse Revolutie de plakkaten tegen de Katholieken van kracht, al vonden zij geleidelijk aan steeds milder toepassing. In de 17de eeuw werd de kerkelijke situatie nog meer vertroebeld door Jansenistische invloeden, die via allerlei juridische kwesties in 1723 leidden tot het ontstaan van de Oud-katholieke Kerk, waarvan Steenoven bisschop werd.

Daardoor kwam tevens een einde aan het instituut der apostolische vicarissen van de Hollandse Zending, die door de Staten overbodig werden geacht. De Hollandse Zending kwam onder bestuur van de nuntius te Brussel te staan en werd in zeven aartspriesterschappen verdeeld.

De Franse Revolutie bracht de Katholieken vrijheid van godsdienst en teruggave van veel kerkelijk goed. Het concordaat, dat in 1827 tussen Rome en koning Willem I tot stand kwam, behelsde de oprichting van de bisdommen Amsterdam en Den Bosch doch kon door getraineer en verzet aan protestantse zijde en in verband met de Belgische opstand van 1830 niet worden uitgevoerd. Daardoor bleef Nederland nog missiegebied tot 1853, toen Pius IX krachtens concordaat met het ministerie-Thorbecke de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland herstelde. De door Protestanten geleide actie tegen dit herstel (Aprilbeweging) was spoedig geluwd. Sedertdien heeft het katholieke leven in Nederland zich vrij kunnen ontwikkelen. Verder zie Industrialisatie, Onkerkelijkheid, Pers, Planologie, Processie, Radio en televisie, Urbanisatie, Zielzorg, Compendium hfdst. 7, de kaarten bij Communie en Diaspora enz.

Aan PROTESTANTSE zijde kwam men binnen de Gereformeerde Kerk in de Verenigde Nederlanden (de tegenwoordige Nederlandse Hervormde Kerk) steeds meer met de tegenstelling te zitten tussen vrijzinnigheid en rechtzinnigheid, welke reeds stamde uit de twisten tussen Arminius en Gomarus. Dit probleem lag aan de wortel van de afsplitsingen van 1834 (Afscheiding) en 1886 (Doleantie). Deze beide afsplitsingen groeiden in 1892 samen tot de Gereformeerde Kerken in Nederland. Vanuit Duitsland wisten in de 18de eeuw de Hernhutters enige broedergemeenten in Nederland te stichten. Ook Quakers , Adventisten en Pinksterbeweging wierven hun aanhang. Het Leger des Heils heeft in Nederland een territorium onder een eigen commandant en in 1863 kwam de Katholiek Apostolische Gemeente tot stand.

Voorts bestaan er gemeenten van de Vrij Katholieke Kerk, de Christian Science Kerk en de Christengemeenschap. Ook is er de activiteit van groepen als Jehova’s Getuigen en Mormonen. Verder zie Oecumenische Beweging. j.c. G.