Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

NAHUM

betekenis & definitie

(Hebr., de troostrijke) is de 7de van de 12 kleine profeten, uit Elkosj afkomstig, waarvan de ligging onbekend is. Zijn profetie behelst een „godsspraak over Ninive” (1 : 1), waaraan een „gezicht” in de vorm van dreiging en troost voorafgaat.

In de godsspraak worden op dichterlijke en aanschouwelijke wijze aan de hoofdstad van het Assyrische wereldrijk de dreigende ondergang en de algehele verwoesting aangekondigd. Daar in 3 : 8 de verwoesting van No-Ammon (d.w.z. het Egyptische Thebe) reeds verondersteld is, moeten deze liederen gedicht zijn na 663 v.

Chr. (val van Thebe) en vóór 612 v. Chr. (val van Ninive), waarschijnlijk tegen het eind van het Assyrische rijk, tussen 625 en 612 v.

Chr. Dus was de dichter een iets oudere tijdgenoot van Jeremias.

In tegenstelling met deze verkondigt hij het onheil en de ondergang slechts aan de verdrukkers, aan zijn eigen volk echter heil en vrede (1 : 12; 2 : 1). Deze eenzijdigheid is verklaarbaar door de historische situatie: toen door de vereende krachten der Chaldeeërs en der Meden het eind van de Assyrische verdrukking in het zicht kwam, terwijl het rijk van Juda onder de vrome koning Josias(2 Kon. 23 : 25) een godsdienstig réveil beleefde.

D. L.

B.