is in het religieuze spraakgebruik een wezen, dat bemiddelt tussen God en mens. In alle godsdiensten, die een persoonlijke God erkennen, vindt men de middelaar, en zijn taak is des te noodzakelijker naarmate men een hoger Godsidee heeft en de afstand tussen God en mens dus groter ziet.
Nu eens is er sprake van wezens die tot de godenwereld behoren en bemiddelend optreden, dan weer zijn het mensen, die deze taak krijgen toevertrouwd (zie Mithra, Gnosticisme, Manicheïsme, Logos, bij Philo). De openbaring van het O.T. kende ook middelaars, al komt het woord zelf niet voor (tenzij, Job 9 : 33 en 16 : 21 in de betekenis van scheidsrechter).
Jahweh maakt zijn wensen bekend door middel van engelen, zonen Gods, die dus tot de „familia Dei” behoren, maar vooral door mensen die Hij daartoe roept (zie Roeping): profeten, priesters en koningen. Onder deze laatste groep nemen Moses en de „Knecht des Heren” een zeer voorname plaats in.
Jesus zelf heeft het woord middelaar nooit gebruikt om zichzelf aan te duiden, wel echter stelt Hij zich gelijk met de Knecht des Heren (Luc. 4 : 18-21; 7 : 22), zegt, dat Hij zijn leven geeft tot losprijs van velen en dat de Vader Hem alles in handen heeft gegeven (Marc. 10 : 45; Matth. 11 : 27). Terecht beschouwde daarom de Kerk Hem als de Middelaar en ging men Hem ook zo noemen: „Er is één God en ook één Middelaar tussen God en de mensen, de Mens Jesus Christus, die Zich gaf als losprijs voor allen” (1 Tim. 2 : 5; vgl.
Hebr. 8 : 6; 9 : 15) en in Hem is het God zelf die de wereld met zich verzoende en haar de overtredingen niet toerekende (2 Kor. 5 : 19). Op zijn eigen wijze drukt ook Johannes dit zelfde uit waar hij spreekt over de Logos, die mensgeworden „de weg, de waarheid en het leven is” en ons tot de Vader voert.
Dit middelaarschap van Christus, waardoor zowel God bij de mensen als de mensen bij God vertegenwoordigd worden, vindt zijn geheimvolle voortzetting in het sacramentele priesterschap, waaraan de bediening van Christus’ verzoeningswerk is opgedragen en dat ten bate der mensen en namens hen gaven en offers brengt aan God (Hebr. 5 : 1). Zo is dit middelaarschap de brug tussen God en de mensen, waaraan zo zinvol de naam „pontificium” (bruggenbouwer = pontifex) gegeven is.
Het ontleent echter heel zijn waarde uitsluitend aan Christus’ enig en alvoldoend middelaarschap, dat van menselijke instrumenten gebruik maakt. j. v. D.