is de naam voor een ziekte, die men met de maan en haar phasen in verband bracht en waarbij toevallen en hallucinaties tot de typische verschijnselen gerekend werden. In het N.T. spreekt Mattheüs op twee plaatsen over maanziekte: 4 : 24 en 17 : 15.
In de laatste tekst duiden de verschijnselen op vallende ziekte (vgl. ook Marc. 9 : 14 vv.), waarachter demonische invloeden zichtbaar worden (zie Bezetenheid).