Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

LEERGEZAG

betekenis & definitie

Naar het woord van Paulus is de Kerk „zuil en grondslag der waarheid” (1 Tim. 3 : 15). Aan haar heeft Christus in de apostelen en hun opvolgers (hiërarchie) zijn openbaringswoord toevertrouwd om het onder bijstand des Geestes en dus onder leiding van Hem zelf onvervalst door de eeuwen te dragen.

Daarom bezit zij het leergezag, d.w.z. de taak en het recht om in naam van Christus de openbaringswaarheid te verkondigen, gezagvol voor te houden en uit te leggen, en van haar leden de inwendige instemming te vragen met de door de hiërarchie als waarheid verkondigde leer, welke instemming op haar beurt een wonderwerk des Geestes is. Wijl dit gezag volgens Christus’ opdracht berust bij de hiërarchie (paus en bisschoppen), wordt meer concreet ook het hiërarchische college met de naam leergezag aangeduid.

Wat de uitoefening van dit gezag betreft, onderscheidt men het gewone en het plechtige leergezag, welk laatste alleen door de paus en de algemene concilies wordt uitgeoefend als door hen een definitieve, de hele Kerk bindende uitspraak wordt gedaan. Zowel bij deze buitengewone acten als in de overeenstemmende dagelijkse leerverkondiging van het verspreide episcopaat geniet het leergezag het charisma der onfeilbaarheid.

Het eigen terrein van het leergezag wordt gewoonlijk aangeduid als „de zaken van geloof en zeden” (zie ook Encycliek).Vanwege een andere Kerkopvatting kent het Protestantisme geen met onfeilbaar leergezag toegeruste hiërarchie. Wel wordt aan de Kerk een zeker leergezag toegekend, dat bijv. van de gemeenten uit opstijgend aan de synode toevalt, maar dat als al het menselijke feilbaar is. Van de kerkleer, die wel met eerbied beluisterd moet worden, is principieel steeds beroep mogelijk op de Bijbel, die als enige onfeilbare instantie in de Kerk erkend wordt (zie Kerk).

G. D. G.