Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

JACOBUS

betekenis & definitie

vergrieksing van de naam Jakob, is in het N.T. (o.a.) eigennaam van:

1. de broer van Johannes, zoon van Zebedeüs en Salome (Matth. 27 : 56; Marc. 15 : 40), onder de „twaalf” (apostelen) een der drie vertrouwelingen. Tijdens Herodes Agrippa I stierf hij ca. 44 de marteldood (Hand. 12).
2.Jacobus, (zoon) van Alpheüs, eveneens een der twaalf (Matth. 10 : 3).
3.Jacobus, broeder des Heren (Marc. 6 : 3), aan wie de verrezen Heer verscheen (1 Kor. 15 : 7), en die later aan het hoofd stond van de moedergemeente te Jerusalem (Gal. 1-2; Hand. 15; zie Bisschop). De katholieke argumentatie omtrent de broeders des Heren maakt de identificatie van deze Jacobus met de Jacobus ,,de kleine”, wiens moeder (een zekere Maria) vernoemd wordt (Marc. 15 : 40) zeer aannemelijk. Vele katholieke exegeten vereenzelvigen 3. ook met 2., doch dit lijkt veel meer twijfelachtig. j. w.