Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

INSPIRATIE

betekenis & definitie

(van Lat.: inspirare, inblazen, ingeven), is de vaste benaming voor de activiteit van God waardoor Hij de schrijvers van de bijbelse boeken „zó tot schrijven heeft aangezet en bewogen, hen zó onder het schrijven heeft bijgestaan, dat zij al datgene en alleen datgene, wat Hij wilde, zowel goed zouden begrijpen als getrouw wilden neerschrijven en met onfeilbare juistheid behoorlijk zouden uitdrukken” (Leo XIII, Ene. Providentissimus, Denz. 1952).

De theologie koos de naam inspiratie, omdat de Vulgaat-vertaling in 2 Tim. 3:16 van de Schrift zegt, dat zij is „divinitus inspirata” (— goddelijk ingegeven) en ook 2 Petr. :i : 21 eenzelfde terminologie gebruikt.De inspiratie is een geloofsmysterie en de theologie heeft moeten proberen met de haar door de openbaring verstrekte gegevens enig licht te werpen op dit geheim, waardoor de Bijbel het Boek van God is, maar toch geschreven werd met behulp van mensen. Algemeen wordt thans wel de zgn. mechanische dicteertheorie afgewezen, welke de gewijde schrijver practisch tot een soort tape-recorder degradeert. De katholieke theologie zoekt de verklaring in het feit, dat God de causa principalis (= de hoofdoorzaak) van de Schrift genoemd moet worden, terwijl de gewijde schrijvers zijn levende instrumenten zijn. „De schrijvers hebben”, aldus Benedictus XV, ,,ieder volgens zijn aard en begaafdheid, vrijwillig hun krachten gegeven onder Gods invloed . . . Zij hebben bij het schrijven Gods Geest gevolgd, zodat God als de hoofdoorzaak moet worden beschouwd van alle gedachten en uitspraken der H. Schrift” (Ene. Spiritus Paraclitus, 15 Sept. 1920).

Het allereerste effect van de inspiratie is dus, dat het geschrevene Gods woord is, ook al draagt het de trekken van het gebruikte instrument, maar onmiddellijk volgt daaruit, dat de Bijbel derhalve vrij is van alle dwaling. „Het insluipen van enige dwaling is bij de goddelijke inspiratie zozeer uitgesloten, dat deze uit haar aard iedere dwaling niet alleen uitsluit, maar ook even noodzakelijk uitsluit en afwijst, als het feit, dat God, de hoogste Waarheid, van geen enkele dwaling de oorzaak kan zijn” (Leo XIII, Ene. Providentissimus, Denz. 1950).

Bij het zoeken naar wat God bedoelde te zeggen, zal men grote steun ondervinden van de kennis, die men van het instrument, dat God benutte, bezit. „De exegeet moet dus met alle zorg trachten uit te vorsen: welke het bijzondere karakter en de levensvoorwaarden van de gewijde schrijver waren, in welke tijd hij leefde, welke schriftelijke of mondeling overgeleverde bronnen hij gebruikte en van welke stijlvormen hij zich heeft bediend. Zo immers zal hij beter beseffen, wie de gewijde schrijver is geweest en wat hij met zijn schrijven heeft willen uitdrukken” (Pius XII, Ene. Divino Aff]ante Spiritu). Zo heeft een diepere, theologische visie op het geheim van de inspiratie de weg bereid voor een gezonde, wetenschappelijke exegese, zie ook Bijbel I.

j. v. R.