Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

HYMNE

betekenis & definitie

is een liturgische lofzang die niet aan de Bijbel is ontleend. Uit de oude Kerk stammen enkele hymnen, die in hun vrije bouw aan de poëzie der psalmen herinneren; ook in het Latijnse Westen zijn bekend de oorspronkelijk Griekse lofzangen Gloria in excelsis, Te Deum laudamus (een samenvoeging van verschillende kortere hymnen) en Te decet laus (in de getijden der oude monnikenorden).

De oude Griekse avondhymne Phós hilaron werd nimmer in het Westen overgenomen. De bloei der liturgische hymnografie is begonnen met de Syrische schrijver Ephrem (f 373), die in navolging van de gnosticus Bardesanes voor de kerkelijke diensten leer- en lofliederen dichtte.

In het Griekse Oosten werd dit genre overgenomen in de kondakia, lange strofische gedichten. Deze werden in de 8ste eeuw in het Griekse Oosten verdrongen door de kanon, reeksen strofen die tussen de verzen van de bijbelse lofzangen der getijden werden gevoegd, maar in later tijd ook achter elkaar werden uitgevoerd.

Met de invoering van de strofische hymnen in het Westen is de naam van de H. Ambrosius verbonden.

Een zevental Latijnse hymnen draagt met recht zijn naam (zie Ambrosiaanse hymnen). Terecht bekend zijn ook de hymnen van Venantius Fortunatus en de lofzangen voor de Vespers, die, waarschijnlijk volgens een Angelsaksische overlevering, op naam van paus Gregorius staan.

Vooral sinds de Karolingische tijd zijn tal van nieuwe hymnen gedicht, die aanvankelijk in de getijden en bij processies voornamelijk in de kloosters werden gezongen. In de latere Middeleeuwen werd aan de verstechniek der hymnen nog het rijm toegevoegd.

Technisch moeten van de hymnen worden onderscheiden de sequentiae of prosae, waarvan ieder nieuw strofenpaar een ander metrisch schema vertoont, en de tropen, korte strofen die gedurende de Middeleeuwen vaak tussen liturgische teksten werden gevlochten, bij voorkeur tussen de aanroepingen van het Kyrie.c. A. B.