Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

HARTSTOCHT

betekenis & definitie

betekent letterlijk: datgene waarnaar het hart getrokken wordt (tocht = trek). Verwant hiermede is het woord zucht (ook verwant met trekken), bijv. in eerzucht, drankzucht.

Men gebruikt het woord thans bij voorkeur voor een sterke, soms overweldigende drang, drift of zucht en dan dikwijls in een zedelijk ongunstige betekenis vanwege de onbeheerstheid of het voorwerp. Soms duidt het ook op een meer blijvende dispositie tot een sterke zinnelijke drang, die zowel het wilsals het gevoelsleven in hoge mate bepaalt.

Theologisch en wijsgerig dient het woord om de scholastieke term passio te vertalen en betekent dan iedere beweging of daad van het zinnelijk streefvermogen. Als zodanig is hij aanwezig in iedere zinnelijke neiging, hang, drift, drang, gevoel, affect, gemoedstoestand en stemming.

Hij wordt gekenmerkt door een lichamelijk aangedaan zijn, dat eerder een component ervan is dan een loutere weerslag: het beven bijv. behoort tot het angstig zijn. De scholastieke grondverdeling der hartstochten onderscheidt liefde, haat, begeerte, afkeer, vreugde en droefheid als hartstochten van het begeervermogen (appetitus concupiscibilis), dat op het zinnelijk waargenomen goed en kwaad als zodanig gericht is, en hoop, -wanhoop, durf, angst en toorn als hartstochten van het weerstreefvermogen (appetitus irascibilis), dat gericht is op het als moeilijk ervaren goed en kwaad.

Voor de zedelijke beoordeling van de hartstocht is het nodig te bedenken dat de vervlochtenheid van geest en zinnen tot het wezen van de mens behoort. Het zinnelijk strevingsleven heeft een taak te vervullen in het menselijk bestaan.

Deze taak vervult het echter niet vanzelf, doch slechts als het goed wordt bestuurd en tot deugd gebracht; in de mate waarin dit ontbreekt, werkt het schadelijk en storend. Want zoals de wil rechtstreeks en onrechtstreeks (langs waarneming en fantasie) invloed erop heeft, zo kan ook de onbeheerste hartstocht de wil op sleeptouw nemen, het beraad en de aandacht belemmeren en zelfs de mens door een desintegratie zijn vrijheid ontnemen en zelf tot handelen drijven.

De goed bestuurde hartstocht geeft diepte, intensiteit, vastheid en daadkracht aan het willen, maakt echte toewijding mogelijk, steunt het verstand en versterkt zijn inventief vermogen door het richten en boeien van de aandacht; hij waarschuwt en houdt tegen (angst, schaamte) of werkt als een graadmeter die aanwijst of de sfeer aanwezig is waarin men zichzelf en zijn innerlijk aan anderen kan toevertrouwen (schaamtegevoel).

De hartstocht is zedelijk goed in de mate waarin hij onder invloed van de goed gerichte wil zijn zin vervult, slecht in de mate waarin hij de mogelijke goede leiding mist of in dienst van het slechte wordt bestuurd.

Onder invloed van heersende heidense wijsgerige denkbeelden werd aanvankelijk ook bij christelijke (vooral Oosterse) schrijvers de stoïcijnse apatheia of toestand van stilgelegde en uitgeschakelde hartstocht als ideaal voorgesteld, doch vanaf het begin bespeurt men een behoefte aan schakering en correctie; geleidelijk moet zij dan ook plaats maken voor het ideaal van de geordende en veredelde hartstocht in dienst van de liefde tot God, Die men moet beminnen met „heel zijn ziel en al zijn krachten" (Deut. 6 : 5, Marc. 12 : 30). Dit paste ook beter bij het leven van Christus, Die jubelde van vreugde, schreide om een vriend, dodelijk bedroefd werd en toornig om zich heen kon zien.

De moderne psychologie heeft ons scherp bewust gemaakt van het belang van het gevoelsleven voor de mens en zijn psychische ontwikkeling. Zij waarschuwt vooral voor de gevaren der verdringing.

De traditionele christelijke overtuiging kan hiervan leren zonder zichzelf ontrouw te worden. De beheersing die zij voorstaat veronderstelt redelijke verwerking en wordt ondermijnd door verdringing.

Zij zal de zin en noodzakelijkheid der versterving blijven preken, doch daarbij paedagogisch voorzichtig zijn, vooral t.o.v. het kind. A. v.

R.