Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

FILIOQUE

betekenis & definitie

(Lat., en uit de Zoon) komt voor in de Latijnse tekst van de zgn. Geloofsbelijdenis van Nicea in de zinsnede: „En (ik geloof) in de Heilige Geest, de Heer en Levendmaker, die uit de Vader en de Zoon voortkomt”.

Het Woord Filioque werd het eerst in Spanje (mogelijk reeds vóór de synode van Toledo in 589) aan de geloofsbelijdenis toegevoegd. Op den duur werd deze toevoeging ook elders in het Westen aanvaard, in Rome niet vóór het begin van de nde eeuw.

In het Oosten heeft men de toevoeging nimmer gekend; ook in de meeste geünieerde Oosterse Kerken zegt men de geloofsbelijdenis zonder het Filioque. De leer die aan het Filioque ten grondslag ligt, is in het Westen reeds door St.

Augustinus ontwikkeld; men vindt haar echter eveneens bij Griekse Vaders in de 4de eeuw. Tegen de Westerse formulering „uit de Vader en de Zoon” is het eerst door patriarch Photius stelling genomen.

Weliswaar is dit geschilpunt in de eerste controversen rond de scheuring van 1054 niet genoemd, maar reeds spoedig daarna, en tot in onze tijd, heeft het als een omstreden dogmatisch punt gegolden. De afgescheiden Oosterlingen gebruiken (echter nimmer in de geloofsbelijdenis) veelal de formule: „uit de Vader door de Zoon”, welke formule op het 2de concilie van Lyon (1274) en op het concilie van Florence (1438) naast de Latijnse werd aangenomen.

De twee formules vullen elkaar aan: door het Latijnse Filioque wordt de volledige gelijkheid van Vader en Zoon als beginsel van de Heilige Geest uitgesproken en door de formule der Oosterse theologen wordt er de nadruk op gelegd dat in de orde van oorsprong de Vader „de bron” moet worden genoemd. c. A. B.