Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

EUNUCH

betekenis & definitie

is de Griekse naam voor een gecastreerde man, die in de Oudheid in de wereld van het Nabije Oosten optrad als dienaar en opzichter van de vrouwen van een aanzienlijk persoon; later werden zij ook wel de vertrouwelingen van de vorst en kregen zij hoge ambtelijke posities. In de Hellenistische tijd vindt men eunuchen onder de priesters bij de verschillende vormen van Klein-Aziatische cultus; het leven van deze ontmanden was dan geheel aan een godin gewijd.

In het O.T. was de castratie van mens en dier verboden. De wet sloot de gesnedenen uit van de gemeente van Jahweh.

Is. 56 : 3-5 behelst echter een profetisch visioen aangaande hen; hun opneming in de verbondsgemeenschap wordt daar verkondigd als bewijs van de grenzenloze goedheid van Jahweh. In Matth. 19 : 12 spreekt Jesus over drie soorten eunuchen; met de derde soort bedoelt Hij hen, die om het koninkrijk Gods vrijwillig afstand doen van het huwelijk (zie Evangelische raden; Maagdelijkheid).

In Hand. 8 : 27-38 is sprake van een eunuch een kamerling of kamerdienaar in de bijbelvertaling van koningin Candace; hij komt tot geloof en wordt gedoopt; naar de profetie van Is. 56 is de eunuch niet meer buitengesloten uit het rijk en de gemeente van God.