Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

EED

betekenis & definitie

is een bezwering, waarbij God als getuige wordt opgeroepen, ter bevestiging van wat men beweert of belooft. Reeds bij de oudste volkeren komen formules voor, waardoor men zichzelf allerlei ongeluk toewenste, als men de waarheid niet sprak of zijn gegeven woord niet nakwam.

Dat onheil verwachtte men dan ofwel van de uitgesproken formule zelf, ofwel van een godheid, die men aanriep. Vloek en eed lagen zo zeer dicht bij elkaar.

Dit is ook het geval in het O.T., waar echter de gedachte aan de persoonlijke God des Verbonds iedere vorm van magie uitsloot. Daar God in de eed geëerd wordt als hoogste gezag, komt er een grote religieuze waarde aan toe.

Bij lichtvaardig zweren echter ontbreekt de godsdienstige ernst en vervalt men, zo niet in meineed, die een grove belediging is van God, toch zeker in een ijdel noemen van zijn heilige naam. Daarom waarschuwde reeds Eccli. 23 : 9-11 tegen het veelvuldig zweren en sprak ook Jesus zijn bezwaar tegen zulk een gebruik van de eed uit (Matth. 5 : 34—37; vgl.

Jac. 5 : 12). In het Rijk Gods moesten de waarheidsliefde en het besef, dat al ons spreken God tot stille getuige heeft, zo groot zijn, dat de eed geheel overbodig was.

Sommigen hebben uit Jesus' woorden afgeleid, dat de eed volkomen ongeoorloofd zou zijn (bijv. Waldenzen, Doopsgezinden, Quakers en Hernhutters).

Dit is echter niet in overeenstemming met de houding van Paulus, die meermalen de eed gebruikt, en evenmin met de praktijk der Kerk. Niettemin wordt in feite bijv. in Nederland rekening gehouden met aanwezige gewetensbezwaren en de eed dan vervangen door een belofte of plechtige verzekering, (zie Meineed).