Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

DRAAK

betekenis & definitie

is een zgn. fabeldier, vaak mythologisch van karakter, dat wordt voorgesteld als een gevleugelde slang of hagedis. De Oudheid had deze wezens uitgedacht, dikwijls als symbolen van het kwade, en ze in de mythen van de godenwereld verwerkt.

Ook in de Bijbel vindt men ze als literair motief gebruikt, als middelen om iets verschrikkelijks of iets huiveringwekkend groots op te roepen, waarbij men dan dus zinspeelde op gegevens, die men aan andere volken ontleende. Meestal gebeurt dit in poëtische teksten, bijv.

Is. 27 : 1: de Liwjatan (= Leviathan: een reusachtige zeeslang); Is. 51 : 9: Rahab (= een mythologisch zeemonster); Openb. 12 : 3: „de rossige draak met zeven koppen en tien horens". De paradijsslang dacht men zich later getuige de literatuur en de beeldende kunsten ook als een draak: hij zou eerst vleugels hebben gehad en daarna tot straf „op zijn buikmoeten zijn gaan schuifelen” (Gen. 3 : 14).

Zo spreekt Vondel van „een geschubde draeck, voorzien van schoone vlercken, hij is in vliegen en omzwerven uytgeleert”. j. v. D.