Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

DIAKEN

betekenis & definitie

is een Grieks woord, dat wijst op een dienstbetrekking, met name het dienen aan tafel. In Phil. 1 : 1 en 1 Tim. 3 : 8-13 blijkt het een ambtstitel te zijn.

Na de bisschop(pen) en in nauwe verbinding met hem wordt de diaken vermeld als zijn dienaar. Het ambt van „de zeven” in Hand. 6 wordt door Lucas ook in de richting van het hem bekende diaconaat getrokken, ofschoon de technische term niet valt en de door Lucas gebruikte bron meer onbepaald en enigszins anders gericht de instelling van een „tweede ambt” (ondergeschikt aan „de twaalf”) schijnt bedoeld te hebben.

Van Lucas stammend en dus inlichtend over het ambt van de diaken is dan de nadruk op de verzorging der liefdemaaltijden (6:1, 2) met haar oppositie tot de centrale bediening van het woord en de liturgie (6 : 2, 4). Zo vinden wij de beide aspecten reeds gesuggereerd, welke de diaken in de kerkelijke overlevering gaat vertonen: vertrouwensman van de bisschop en econoom van de tijdelijke goederen der Kerk in dienst van de liefdadigheid.

Het verband tussen agape (liefdemaaltijd) en eucharistie zal aan de diaken van meet af aan een dienende functie hebben geschonken in de eucharistie-viering: inzameling van offergaven, uitreiking der eucharistie en vermanende acclamaties tot het volk noemt de vroeg-kerkelijke praxis reeds met name. Op het voorbeeld van Stephanus en Philippus (Hand. 6 : 7-8 : 40) gaat ook de assistentie bij prediking en doop tot de opdracht van „de dienende geesten” in de Kerk behoren.

Zij worden tot dit alles door handoplegging en gebed (vgl. Hand. 6 : 6) ambtelijk en naar algemene sententie ook sacramenteel aangesteld in de wijding tot het diaconaat.Als mede-bestuurder onder de bisschop en als beheerder der kerkelijke goederen bekleedde de diaken oudtijds een ambt, dat in aanzien stond met name in Rome de eerste der (zeven) stadsdiakens: de aartsdiaken. De (veel talrijker) priesters hadden soms moeite om tegenover de weinigen, die door het volk tot diaken werden gekozen, hun eigen functies en de traditionele rangorde van bisschop, priesters en diakenen (reeds te vinden bij Ignatius rond 110) te handhaven. Thans staat het omgekeerd. Terwijl in de liturgie der Oosterse Kerk de diaken nog het „engelenambt” van de verbinding tussen priester en volk vervult, is het instituut in de Latijnse Kerk verschrompeld tot de laatste doorgangsphase voor het priesterschap. De liturgische taken van de diaken worden praktisch door priesters waargenomen, zijn zielzorgelijke, charitatieve en administratieve functies zijn over velen verdeeld geraakt. Tendenzen om weer gewijde diakenen te doen functionneren als (eventueel gehuwde) helpers van de pastoor in prediking, onderricht, jeugdzorg en eucharistieviering (communie-uitreiking enz.), hebben nog niet tot practische verwezenlijking geleid (zie ook Dalmatiek, Stool, Kardinaal). j. w.