telt ca. 4,5 millioen inwoners, van wie 96 pct. Protestanten, 0,6 pct.
Katholieken, en 3,4 pct. andersdenkenden.De staatsvorm is monarchaal met een sterke democratische inslag. Het peil van de volksontwikkeling is zeer hoog. Bekend is Denemarken als bakermat der volkshogescholen.
Het Christendom was in Denemarken ca. 1100 algemeen doorgedrongen. Onder koning Christiaan II (1533-1559) werd in 1536 de Reformatie algemeen doorgevoerd. Sindsdien geniet de Lutherse Kerk een geprivilegieerde positie. De Katholieke Kerk verdween geheel. Toen in 1849 de godsdienstvrijheid werd hersteld, moest de Katholieke Kerk weer van de grond af worden opgebouwd. Tussen de dood van de laatste Deense bisschop in 1544 en de komst van mgr. Melchers, de eerste apostolische prefect, waren drie eeuwen verlopen.
Onder Pius IX werd Denemarken in 1869 een apostolische prefectuur en in 1892 een vicariaat; in 1953 werd door Pius XII de kerkelijke hiërarchie hersteld. Geleidelijk aan groeiden de Katholieken in tal; de vooroordelen, die eeuwenlang werden gevoed, begonnen te verminderen mede dank zij het werk van talrijke buitenlandse religieuzen, in het bijzonder van de Congregatie der Zusters van St. Joseph van Chambéry, die 422 leden telt. Denemarken telt thans 27 000 Katholieken (0,6 pct.), van wie 10 000 in Kopenhagen wonen. Begin 1954 telde het diocees Kopenhagen, dat geheel Denemarken en de Faröereilanden omvat, 34 wereldheren en 66 religieuzen; 25 van hen zijn Denen. De priesters worden in hun werk bijgestaan door 700 religieuzen van 14 congregaties.
De 38 parochies worden door de staat erkend; het kerkelijk huwelijk is geldig voor de staat. De Katholieken genieten dezelfde rechten als de andere bevolkingsgroep. De scholen ontvangen subsidie; er zijn 23 lagere scholen met 2905 leerlingen, zes middelbare scholen met 657 leerlingen en een college met 29 studenten. Het katholieke weekblad Katolsk Ugeblad en het wetenschappelijke tijdschrift Catholica genieten ook bij niet-Katholieken goed aanzien.
