Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

CANON

betekenis & definitie

is van oorsprong een Grieks woord, dat richtsnoer of liniaal betekent en overdrachtelijk gebruikt wordt in de zin van wet, maatstaf of norm en meer verbleekt nog „lijst”, „cataloog” kan betekenen. In de christelijke wereld kent men:

1. Canon van de H. Schrift, d.i. de lijst van heilige boeken, die samen de H. Schrift vormen, de geloofsnorm der Kerk (zie Bijbel);
2. Canon (meervoud canones) der concilies: de normerende besluiten van Kerkvergaderingen;
3. Canon in de zin van kerkelijke wet. Zo kent de tegenwoordige Codex Iuris Canonici 2414 canones. Naar dit woord heet het kerkelijk recht ook canoniek recht; 4. Canon: lijst van heiligen. Vandaar het woord canoniseren voor heiligverklaren; 5. Canon in de Misliturgie als de vaste vorm voor de offerhandeling, die door het eucharistisch gebed voltrokken wordt (zie hieronder). j. v. D.

Canon (in de liturgie) duidt het centrale en meest eerbiedwaardige deel aan van de H. Mis, dat een vaste reeks van nagenoeg onveranderlijke gebeden omvat, beginnend bij het Te igitur en eindigend bij het „per omnia saecula saeculorum. Amen” vóór het Pater Noster. In het Missale Romanum wordt de titel Canon Missae uitgestrekt tot het einde der Mis, doch dit is niet oorspronkelijk en ook niet in het gewone spraakgebruik overgegaan. Wel worden dikwijls de inleidende dialoog en Praefatie met de Canon als een geheel beschouwd. In de Byzantijnse liturgie heet het overeenkomende deel van de eucharistische viering anaphora.

De tegenwoordige tekst wordt in de oudste handschriften reeds gevonden (crit. ed. B. Botte). In het tractaat De Sacramentis van Ambrosius (4de eeuw) komt een groot gedeelte van de tekst voor.

GESCHIEDENIS. Wanneer de offergaven (brood en wijn) waren aangebracht en op het altaar neergelegd, sprak de bisschop of priester naar Christus’ voorbeeld een dankgebed uit (Gr.: eucharistia) (zie Avondmaal). Aanvankelijk was de celebrant vrij in het opstellen van deze eucharistia, doch spoedig kreeg deze vastere vorm. Meestal werd de vorm, zoals hij zich in een groot christelijk centrum had ontwikkeld (Alexandrië, Antiochië, Rome), onder invloed van belangrijke kerkelijke personen (Basilius, Chrysostomus enz.) door andere bisschoppen en priesters overgenomen. In tegenstelling met de oosterse en overige westerse liturgieën kende de Romeinse liturgie slechts één formulier, dat nog in gebruik is. In grote lijnen komen al deze dankgebeden met elkaar overeen.

Het algemene thema werd gevormd door een dankzegging aan God door Jesus Christus voor de schepping en de verlossing. Uitdrukkelijk wordt het Instellingsverhaal opgenomen. De verlossingsdaden worden herdacht (zie Anamnese) en in deze gedachtenisviering wordt het Offer aan God aangeboden. Een bede om het Offer uit de handen van de Kerk te aanvaarden en een afroeping van de H. Geest over de offergaven (vooral in het oosten: epiklese) of over degenen die de offergaven zullen nuttigen (zo enigszins in de Romeinse liturgie) worden gevolgd door een plechtige verheerlijking van God door Christus (doxologie). In de Romeinse Canon is deze gedachtengang enigszins doorbroken door gebeden van voorspraak.

Ook zijn er andere aanwijzingen (o.a. vergelijking met tekst van Ambrosius) dat de Canontekst tussen 400 en 600 nog veranderingen heeft ondergaan. De juiste ontwikkeling is bij gebrek aan documenten zeer moeilijk vast te stellen. Vele hypothesen zijn naar voren gebracht, maar geen kan volledig bevredigen. (zie verder Eucharistie.) L. B.