Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

BEKORING

betekenis & definitie

is een door inwendige of uitwendige oorzaken opkomende verlokking tot zonde. Joannes heeft enkele oorzaken bijeen gegroepeerd, als hij spreekt van ,,de begeerlijkheid des vlezes, de begeerlijkheid der ogen en de hovaardij des levens” (1 Jo. 2 : 16).

Hoofdoorzaken zijn: onze eigen begeerlijkheid, de slechte wereld en de duivel.Jac. i : 13-14 leert, dat God niet oorzaak van de bekoring is, maar deze slechts toelaat, tot nut van de mens (vgl. 2 Kor. 12 : 7). Als er in de Schrift sprake is van het „bekoren” van de mens door God, dan wordt daarmee bedoeld, dat God de mens op de proef stelt (Ex. 20 : 20; Deut. 8:2; Jo. 6 : 6; Hebr. ii : 17). De bekoring zelf is geen zonde, hoe hevig zij de mens ook moge beroeren en aangrijpen, zij voert tot zonde op het moment, dat de mens vrij instemt (Jac. 1 : 15).

Jesus zelf heeft bekoord willen worden. Na zijn doop werd Hij „door de Geest naar de woestijn geleid om daar door de duivel bekoord te worden”. Volgens Thomas Aq. kon bij Jesus niet, zoals bij ons mensen, de bekoring van binnen uit opkomen, wel echter bleef er de mogelijkheid van buiten af. Deze grijpt de duivel aan en hij probeert J esus van de weg van het kruis, die Hem door de Vader was aangewezen, te voeren op de weg van de roem en het gemak. „Jesus wilde bekoord worden, om door zijn bekoringen onze bekoringen te overwinnen, zoals Hij door zijn dood de ónze overwon” (Thomas Aq., Comm. op Matth.-evang.).

Omdat de bekoring een gevaar tot zonde betekent, mag men er zich niet zonder reden aan blootstellen en behoort men haar te bestrijden in zover dit zinvol is om er niet mee in te stemmen of om haar te verdrijven of te verzwakken. Men doet zware zonde, wanneer men zich zonder reden blootstelt aan een bekoring, die een groot gevaar voor ernstige zonde betekent of wanneer men in ernstige mate te kort schiet in het bestrijden van zulk een bekoring. Men mag zich alleen dan passief houden, wanneer dit het gunstigst is om de bekoring haar kracht te ontnemen of althans niet te laten groeien, of wanneer het verzet een aan het gevaar ongeproportionneerde moeite vraagt. In de regel moet men zich positief verzetten, hetzij rechtstreeks door een tegengestelde daad, hetzij onrechtstreeks door een daad die afleidt of sterker maakt (gebed, bezigheid enz.). Dikwijls zal het onrechtstreeks verzet het beste zijn, met name bij bekoringen tegen de kuisheid. De H. Schrift spoort ons met het oog op de bekoring aan tot waakzaamheid en gebed (Matth. 6 : 13,26 : 41; I Petr. 5 : 8) en verzekert ons de genade, die nodig is om haar te overwinnen (1 Kor. 10 : 13).

Bij Protestanten spreekt men niet van bekoring doch van verzoeking.

j. v. D./A. V. R.

< >