Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

BEGIJNEN

betekenis & definitie

zijn ongehuwde vrouwen of weduwen, die zonder eigenlijke kloostergeloften als religieuze gemeenschappen samenleven in begijnhoven onder het bestuur van een meesteres. Zij leggen zich toe op handenarbeid, werken van liefdadigheid, gebed en leggen voor de duur van haar verblijf op het begijnhof tijdelijke geloften van kuisheid en gehoorzaamheid aan oversten en statuten af.

De begijnen zijn ontstaan in de I2de-i3de eeuw uit de mystieke vroomheidsbeweging, die zich over nagenoeg heel West-Europa had uitgebreid. De eerste stichting kwam waarschijnlijk tot stand onder invloed van Maria van Oignies (1177-1213).

In de Nederlanden ontwikkelden de begijnhoven zich tot begijnparochies met eigen kerk en pastoor. Naast de begijnen ontstonden soortgelijke verenigingen voor mannen: beg(h)arden.

Verschillende begijnen en begarden kwamen onder invloed van Humiliaten, Waldenzen en de sekte van de vrije geest en het hele instituut raakte onder verdenking van onkerkelijke gezindheid. Velen sloten zich dan ook aan bij de Derde Orde van Franciscanen en Dominicanen.

Het concilie van Vienne (1311) veroordeelde en verbood verenigingen van begijnen, maar Joannes XXII liet de niet-verdachte bestaan. Op het ogenblik zijn er nog verschillende begijnhoven in België (o.a. in Gent, Brugge en Kortrijk) en in Nederland (Amsterdam en Breda).

F. v. R.