Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

BAÄL

betekenis & definitie

(Semietisch, heer, eigenaar) is oorspronkelijk en soortnaam ter aanduiding van de god van een stad, een put, een wijngaard enz. Omdat men in zo'n stad natuurlijk sprak van „onze” Baäl, werd Baäl van soortnaam tot eigennaam, welke eigennaam later vaak nader bepaald werd, bijv.

Baäl-Berit (Jud. 8 : 33), Baäl-Zeboeb (zie Beëlzebub) enz. De Baäl werd beschouwd als de heer en schenker van het leven en van de vruchtbaarheid en werd als zodanig met een afgodische cultus vereerd in heilige bossen en op de zgn. hoogten.

Vooral de profeten zijn heftig tegen deze cultus opgetreden. De vrouwelijke pendant van de mannelijke Baäl is Asjtarte.

J. v. D.