Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

AUGUSTINUS

betekenis & definitie

Aurelius (Tagaste 354-Hippo 430), wordt als heilige kerkleraar vereerd door de R.K. en de Grieks-Katholieke Kerk.

Augustinus is één der rijkste genieën der mensheid, en wel de veelzijdigste en diepzinnigste denker van het Christendom. De sleutel tot zijn denkwereld wordt gevormd door zijn geestelijke omzwervingen, die hij met verfijnde psychologische penetratie en grote openhartigheid beschreef in zijn Belijdenissen, bekentenis van eigen zwakheid en schuld en lofzang op Gods gaven. Door zijn katholieke moeder kwam hij in aanraking met het Christendom, doch gedoopt werd hij niet. Als student der rhetorica te Carthago nam hij een concubine, terwijl anderzijds Cicero’s Hortensius in hem het heimwee wekte naar een leven aan de wijsheid gewijd. Dit stelde hem voor de keus tussen het Katholicisme, dat geloof vroeg, en het Manicheïsme, dat zuiver redelijk inzicht beloofde. Uit afkeer van de eis om zich voor gezag te buigen, koos hij het laatste.

Geleidelijk bleek de belofte van de secte ijdel, en begon hij te beseffen dat hij ook daar jarenlang geloofd had. Toen hij tenslotte als leraar der welsprekendheid te Rome met de secte brak (383), was zijn geest als verlamd door het materialistisch dualisme ervan, en verviel hij in een crisis van diepe scepsis. Het vooruitzicht van een glanzende loopbaan als stadsredenaar van de residentie Milaan vervulde zijn verlangen slechts kortstondig, en liet zijn hart leeg. De prediking van Ambrosius, die hem een waarlijk geestelijk christendom onthulde, en de lezing van neoplatoonse geschriften bevrijdden hem uit zijn geestelijke onmacht, en zijn wijsheidsideaal herleefde. Nu echter bevond hij zich onmachtig om zijn zedelijk gedrag aan dat ideaal aan te passen, tot een plotselinge doorbraak van licht en genade hem op Gods kracht leerde vertrouwen. Met Pasen 387 werd hij door Ambrosius gedoopt.

Teruggekeerd in Tagaste, leefde hij in een kloostergemeenschap, tot hij onverwacht in 391 werd gekozen en gewijd tot priester van Hippo en na een viertal jaren de bisschop van die kleine havenstad opvolgde. Daar stierf hij tijdens het beleg door de Vandalen.

Zijn eerste geschriften beogen de overwinning van zijn vroegere dwalingen. Na zijn priesterwijding wijdt hij zich in woord en geschrift aan de terugvoering van de Donatisten tot de Katholieke Kerk. Vanaf 411 eist de strijd tegen de Pelagianen, de „vijanden van Gods genade”, hem op. Daarnaast schrijft hij vele boeken over de christelijke zedeleer (leugen, huwelijk), over het geloofsonderricht, over de H. Drievuldigheid, en, naar aanleiding van de val van Rome, een christelijke visie op de geschiedenis, waarin hij het hellenistische cyclische denken overwint om tot een werkelijke geschiedconceptie te komen (Over de Stad Gods). Boven alles blijft hij in polemiek en Schriftverklaring de zielzorger, die in talloze preken en brieven blijk geeft van een warm meeleven met allen en van een zeldzaam vermogen om ook de eenvoudigen binnen te voeren in de volle werkelijkheid van het Christendom.

Heel zijn denken blijft steeds het stempel dragen van diep persoonlijk beleven.

Hij blijft de hartstochtelijke minnaar der Waarheid. Maar deze wordt niet gevonden door een eigen-wijze, zelfheerlijke rede, doch langs de nederige weg van het geloof. Want de laatste waarheid van mens en wereld is God zelf, die wij slechts schroomvol kunnen benaderen. De rede kan inzien dat het redelijk is te geloven, en dit geloof schenkt aan de rede een steeds voller inzicht.

Altijd blijven de onzichtbare en geestelijke dingen voor hem de ware, bestendige werkelijkheid, terwijl het zichtbare slechts vergankelijk omhulsel is. Toch voert, sinds Gods Woord vlees werd, de weg naar het geestelijke door de stof. Geen leven uit de Geest Gods, tenzij door uiterlijke sacramenten en door vereniging met de zichtbare organisatie der Kerk, al blijven sacrament en lidmaatschap lege vormen, wanneer daaronder het hart zich niet opent voor de innerlijke liefde.

Levenslang beseft hij de onmacht van de mens om het goede te doen waarnaar hij haakt, zolang Gods genade hem niet bevrijdt van de „lieve” slavernij der zinnen, en door een hogere liefde de betovering doorbreekt van de valse eigenliefde. De strijd tussen twee liefdes vormt de geschiedenis van de wereld en van ieders diepste leven.

Door deze dringende opwekking tot een innerlijke Godsverhouding, is hij de grote opvoeder geweest van de Middeleeuwse Christenheid. Tot op heden geldt hij als de meest gezaghebbende leraar der R.K. Kerk, al heeft deze soms tot verdere synthese gevoerd, wat bij hem nog onverzoende spanning van twee intuïties was. P. SM.