Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

AUGUSTIJNEN

betekenis & definitie

kloosterlingen die op een historisch niet overal duidelijke wijze teruggaan op Augustinus. Zeker is, dat Augustinus enkele kloostergemeenschappen heeft gesticht, dat er onder zijn brieven een regel is voor vrouwelijke kloosterlingen, dat in 444 Napels een Augustijns klooster heeft, dat in de tijd van Caesarius van Arles omstreeks 500 ook een mannelijke vorm van de genoemde regel wordt gebruikt (Regel van St.

Augustinus) en dat in de rode eeuw talrijke Eremieten Augustinus als hun ordestichter beschouwen. In 1256 werden deze Eremieten verenigd tot één kloosterorde, die in 1567 door Pius V onder de bedelorden werd vernoemd.

Deze Orde (O.E.S.A. of Eremietenorde van St. Augustinus) was ten tijde van Luther, een harer leden, zeer verbreid; op het ogenblik heeft zij ruim 3500 leden, vol ijver werkend aan zeer verschillende vormen van apostolaat zoals eredienst, parochiewerk, missies in binnen- en buitenland, opvoeding van de jeugd, publicaties.

De Nederlandse provincie werd in 1895 opgericht, de Belgische in 1901 heropgericht. Er zijn ook nog twee hervormde d.i. strengere takken van Augustijnen, die tezamen ca. duizend leden hebben: de Spaanse Recollecten van St.

Augustinus en de Italiaanse Ongeschoeide Eremieten van St. Augustinus.Op leerstellig gebied heeft de orde vanzelfsprekend contactpunten met de „Augustijnse richting”. Men onderscheidt bij haar een lo-oeg'-Augustijnse school, gesticht door Aegidius Romanus, welke een zekere continuïteit met de school van St. Victor heeft, en een laat-Augustijnse school uit de 18de eeuw, die zweert bij de woorden van Augustinus. Vóór Trente leren sommige vertegenwoordigers der oudere school, zoals Seripando, dat de gerechtvaardigde vanwege de overblijvende wanordelijkheid toch nog door God bedekt moet worden gezien met de gerechtigheid van Christus. Zij bezorgt de eerste systematische tractaten over de Kerk (Jacobus van Viterbo, overleden 1308, Augustinus Triumphus van Ancona, overleden 1328) en behandelt zeer indringend het probleem van Kerk en Staat. De laat-Augustijnse school heeft zich vooral doen kennen als geïnteresseerd bij de genadeleer (Noris, overleden 1704, Berti, overleden 1766, e.a.), met de kennelijke bedoeling de Jansenistische genadeleer zowel tegemoet te komen als te verbeteren met behulp van Augustinus. Men zocht daarbij tevens een middenweg tussen het Thomisme met zijn leer over de phvsieke d.w.z. stuwende vóórbeweging van de menselijke wil door God én het Molinisme met zijn leer over concursus simultaneus, degelijk-lopende werking van God en mens, en verdedigde dan meestal een soort morele d.w.z. aantrekkende vóórbeweging.

De Regel van St. Augustinus, welke voor een aanmerkelijk deel bepalend is voor de spiritualiteit van de Augustijnenorde, heeft ook daarbuiten een belangrijke betekenis, omdat vele andere kloosterorden deze regel hebben overgenomen. Binnen de orde zijn 87 personen, die als heilig of zalig worden herdacht.

A. H. M.