Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

AMBTSGEHEIM

betekenis & definitie

duidt op de verplichting om hetgeen men door zijn ambt, beroep (beroepsgeheim) of betrekking te weten gekomen is, geheim te houden overeenkomstig de uitgesproken of te veronderstellen wil van degene die het geheim toevertrouwde. Strikt genomen valt onder het ambtsgeheim alleen datgene wat de functionaris wordt toevertrouwd om het hem mogelijk te maken zijn dienst te bewijzen, maar feitelijk deelt ook al datgene in de ernst van het ambtsgeheim wat bij gelegenheid van de uitoefening van het ambt of het beroep ervaren wordt, in zover juist het bewijzen van de betreffende dienst het met zich meebracht.

In verschillende ambten of betrekkingen wordt men onder ede tot deze geheimhouding verplicht (geneesheer, apotheker, notaris, postambtenaar enz.), maar ook buiten deze gevallen ligt in de aanvaarding van het ambt of beroep de toezegging van geheimhouding stilzwijgend opgesloten. Daarom is het schenden van het ambtsgeheim een vergrijp tegen de rechtvaardigheid.

Het bijzondere van het ambtsgeheim is echter dat het in dienst staat van een belangrijk sociaal goed. Wil de betekenis van een dokter, notaris enz. in de gemeenschap tot haar recht komen, dan moet onder de mensen de zekerheid kunnen leven dat de geheimen, die zij hun toevertrouwen, veilig bij hen zijn.

Alleen dan zullen zij hen gemakkelijk raadplegen en hun aldus de kans geven hun dienst aan de gemeenschap te bewijzen. Het ambtsgeheim is vooral zo’n ernstige plicht omdat de schending er van aan dit sociaal belang afbreuk doet.

Het is echter niet zo, dat iets, wat men uit hoofde van zijn ambt of beroep vernomen heeft, nooit mag worden bekendgemaakt. De mededeling is geoorloofd, wanneer zij nodig is om de aantasting van een groter sociaal goed te verhinderen of om een derde te beschermen tegen een ernstige onrechtvaardige benadeling door degene die het geheim toevertrouwde.

Ook wanneer de mededeling nodig is om een ernstige benadeling van zichzelf of van degene die het geheim toevertrouwde te verhinderen, kan zij geoorloofd zijn. In het laatste geval is strikt genomen minstens de veronderstelde toestemming van de ander nodig.

Het biechtgeheim bindt echter in alle omstandigheden, omdat geen enkel belang opweegt tegen het bovennatuurlijke sociale goed dat hierdoor beschermd moet worden.Zowel het Nederlands als het Belgisch recht heeft de schending van het ambts- of beroepsgeheim strafbaar gesteld. Gebeurt de bekendmaking echter niet wetens en vrijwillig, doch bijv. door verspreking of onbedachtzaamheid, dan is er geen misdrijf en kan men alleen verplicht worden tot schadevergoeding. Tegelijk kent de wet voor de dragers van het ambtsgeheim een verschoningsrecht, d.i. het recht om zich van het geven van getuigenis zowel in burgerlijke als in strafzaken ontslagen te achten voor zover het hun ambtsgeheim betreft. Het is echter niet voor iedere categorie van functionarissen duidelijk of zij zich wettelijk op de plicht tot geheimhouding en op het verschoningsrecht kunnen beroepen. De rechter blijkt hier een beperkte opvatting te huldigen. Er bestaat echter geen twijfel dat de wettelijke bescherming geldt voor het biechtgeheim van de priester.

A. v. R.

< >