Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

Gepubliceerd op 02-01-2020

AANBIDDING

betekenis & definitie

is in brede zin iedere vorm van goddelijk eerbewijs. In de aanbidding erkent de mens God als Schepper en Opperheer en belijdt hij te Zijnen opzichte zijn volkomen afhankelijkheid en onderwerping.

Daarom mag alleen de ene ware God aanbeden worden (Ex. 20 : 3, Matth. 4 : 10) en maakt men zich schuldig aan afgoderij, wanneer men zich aanbiddend richt tot iets of iemand anders. Daar ieder der Goddelijke Personen God is, moeten Vader, Zoon en H.

Geest aanbeden worden. Hetzelfde geldt voor Jesus Christus, omdat Hij dezelfde Persoon is als de Zoon.

Ook Christus’ mensheid en al haar delen (bijv. het Hart) zijn aanbiddenswaardig, maar niet om hun zelfs wil doch alleen voor zover zij wegens hun onafscheidelijke vereniging met de Persoon van het Woord delen in de aanbidding, die aan Christus toekomt. Omdat na de consecratie onder de gedaanten van brood en wijn Christus werkelijk tegenwoordig is, wordt ook het H.

Altaarsacrament aanbeden. Beelden van God en Christus, de lijdenswerktuigen en de relikwieën van het H.

Kruis verdienen in en om hun bijzondere betrekking tot God of Christus alleen een zgn. relatieve cultus, waarbij de eigenlijk aanbedene alleen de Goddelijke Persoon is. De heiligenverering, die de H.

Kerk vanouds kent, onderscheidt zij streng van de Godsverering.Vaktheologisch duidt het woord aanbidding eigenlijk op een bepaalde daad van Godsverering, onderscheiden van toewijding, offer en gebed, en wel op het uitwendig gebaar waarin men de erkenning van Gods heerschappij en eigen volstrekte afhankelijkheid tot uitdrukking wil brengen. Het gebaar (buigingen, knielen, de proskunèsis of Oosterse knieval) behoeft op zichzelf niet uitsluitend een goddelijk eerbewijs uit te drukken maar het kan in een bepaald milieu wel die betekenis krijgen, zodat men het voortaan buiten God aan ieder moet weigeren (vgl. Esth. 13 : 12). Ook het woord „adoratio” had oorspronkelijk geen uitsluitende aanbiddingsbetekenis. Dit verklaart waarom ook de hulde die een nieuwgekozen paus door de kardinalen wordt betuigd, nog „adoratio" kan heten.

Het zich in aanbidding willen buigen voor Gods souvereine wil kenmerkt geheel het leven van de Christen. Met name echter geschiedt in de Kerk door het gebed van lofprijzing en aanbidding de christelijke lof Gods „in geest en waarheid” (Jo. 4 : 23). Hiermee hangt samen dat het woord aanbidding of adoratie ook de meer beperkte betekenis heeft gekregen van een geestelijke oefening, die bestaat in een aanbiddend verwijlen bij het H. Altaarsacrament, bijzonder wanneer dit ter aanbidding is uitgesteld. In deze zin spreekt men ook van eeuwigdurende aanbidding, waarbij door afspraak wordt gezorgd voor een ononderbroken aanbidding door verschillende personen of in verschillende kerken, doordat zij elkaar in onafgebroken reeks opvolgen. A. v. R./J. w.