I m. (-ken; -je) puntig voorwerp nl.
1. houten pin in het luchtgat van een vat.
2. punt van een hoefnagel .
II m. (-ken; -je)
I. Eig. het zwikken.
II. Metn.
1. zwikhout van een wagen.
2. z w i k j e
a. Mil. ransel met wat erbij hoort.
b. Uitbr. rommel: neem je hele -je maar mee.