Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-02-2020

zestig

betekenis & definitie

A. telw.

1. hoofdtelw. zesmaal tien: eenenzestig; de man wordt (jaar); ben je -? word je kinds? voor, diep in de -, jonger, ouder dan 65 jaar.
2. rangtelw.: hoofdstuk -.
B. v. (-en)
I. Eig.
1. zestig personen: wij waren met zijn-en.
2. zestig delen: iets in -en delen.
3. zestigtal: bij -en aftellen; ze kosten 500 fr. de of het -.

< >