Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-02-2020

zeggen

betekenis & definitie

I. (zei, zegde; heeft gezegd)

1. mondeling mededelen, spreken: tegen, tot iemand iets -; wat zeg je? of je zegt? hij zegt niet veel, maar denkt des te meer; nu jij zegt...; iets hebben horen -; de mensen zoveel; gauwer gezegd dan gedaan; de waarheid -; zeg het ronduit; onder ons gezegd (en gezwegen).

Gez. bij, tot zichzelf -, hardop denken; daar zeg je zo iets, dat is een goed idee; dat is genoeg gezegd, meer behoeft er niet bijgevoegd te worden; het is niet gezegd, het is niet zeker; het is toch wat te -, is toch wat moois; hij zeit wat! hoor hem eens! ik heb gezegd, (na een redevoering) ik heb gezegd wat ik te zeggen had; ik heb mij laten -, men heeft mij verteld; mag ik ook eens iets -? mag ik ook eens wat in het midden brengen? om zo te klaar, nagenoeg klaar; zegge, namelijk, te weten; - en doen zijn twee, tussen zeggen en doen is er nog een groot verschil; zegt u dat wel, volkomen akkoord; zich niet laten -, geen reden verstaan, zijn eigen zin volgen; zo gezegd, zo gedaan, na een uitgesproken voornemen, de uitvoering; zo iets wordt niet gezegd, het betaamt niet zo iets te zeggen. ➝ boe, dove, gezicht, Hollands, horen, ja, lommerd, man, mond, neus, pap, prut, spreken, waarheid, woord.

2. wensen: iemand goede dag -.
3. betuigen: iemand dank -.
4. bevelen, gebieden: (er) niets (in) te hebben.
5. beduiden: wat wil dat -?
6. van waarde zijn, betekenen: 1000 gulden wil voor hem niet veel -; 1000 fr., zegge duizend frank.
7. oordelen: wat zeg je ervan?
8. aanmerken: wat heb je op zijn gedrag te -?
9. verwijten: dat liet hij zich niet -.
10. schriftelijk mededelen: Vondel zegt ergens...
11. vermelden: wat zegt de H. Schrift daarvan?
12. voorschrijven: de wet zegt...
13. bewijzen: dat zegt niets; dat zegt heel wat.
14. als geluid uiten: kwikkwik, zei het vogeltje.

II. o. (zegje) het gezegde, gesprokene: volgens zijn -; je hebt het maar voor het -, je hebt maar je wens kenbaar te maken en dadelijk wordt die vervuld; zijn zegje gehad hebben, zijn mening hebben mogen zeggen.