('weg) (deed weg, heeft weggedaan)
1. verwijderen, ter zijde leggen : doe dat boek weg.
2. zich ontdoen van : ik doe die kleren weg.
3. weggeven, verkopen : zijn auto –.
4. wegbergen, bewaren : doe dat gerief weg.
5. wegnemen : doe al die prullen weg.